WOORDGEKLETTER: DE HELDHAFTIGE STRIJD AAN HET RUSSISCHE TAALFRONT

W

 Het spraakgebruik in de Russische media

De Groene Amsterdammer, 20 maart 1985

Hoe denkt de bevolking van de Sovjet-Unie over oorlog en militair geweld? In alle discussies over kruisraketten, vijandbeelden en ontwapeningsvoorstellen heeft dit aspect nog maar weinig aandacht gekregen. We weten het nodige over de Amerikaanse en West-Europese vijandbeelden, maar hoe zien de Russen ons? Is er in de Sovjetunie ook zoiets als een publieke discussie over dit onderwerp? Hoe sterk zijn de gevoelens van patriottisme en militarisme? Over deze onderwerpen verschijnt dezer dagen bij Het Spectrum de door John Löwenhardt geredigeerde bundel De Russen en oorlog. Bij wijze van voorpublicatie bijgaand de bijdrage van Groenemedewerker Arthur Langeveld: ‘Woordgekletter – krijgshaftige taal in de Russische pers.’

‘De taal is gansch het volk’, luidt het gezegde, waarmee wordt bedoeld dat in de taal alle eigenschappen en eigenaardigheden van een volk worden weerspiegeld. Een van de opvallendste eigenaardigheden van de Sovjetmaatschappij is het sterk militaristische karakter ervan. Hoe komt dit in de taal tot uitdrukking?

In Nederland wordt wel gesproken van de ‘bietencampagne’. Het binnenhalen van de suikerbietenoogst wordt vergeleken met een ‘campagne’, een veldtocht, een militair begrip. Ook spreekt men over de ‘strijd om het bestaan’ en ‘het mobiliseren van mankracht’ enzovoort. Dergelijke militaire termen, die gebruikt worden in contexten die niets met het eigenlijke militaire bedrijf van doen hebben, zoals berichten over landbouw en industrie, noem ik ‘krijgshaftige metaforen’.

Zulke metaforen spelen in de Nederlandse taal een betrekkelijk ondergeschikte rol. Hun frequentie is niet zo hoog en zelden zal men deze stijlbloempjes op de economische pagina of in het hoofdartikel van een krant aantreffen. Naar koppen als ‘De metaalbewerkers van het Rijnmondgebied staan in de voorste gelederen der strijders voor een efficiëntere en hogere productie’ of ‘Naar nieuwe roemrijke overwinningen aan het Zeeuwse aardappelfront’ zal men in de Nederlandse kranten lang moeten zoeken. In de Sovjetunie is dat anders. Vooral in de oogsttijd, de zomer en herfst, knallen zulke koppen je bijna elke dag voorpagina breed tegemoet: krijgshaftige metaforen zijn niet weg te denken uit de Russische taal.

Geliquideerde liefde

Nu is het niet zo dat mensen voortdurend op straat of in het café hoort. Ze behoren typisch tot de schrijftaal en ook daar zijn ze niet overal even algemeen. In de literaire taal komt men ze weliswaar regelmatig tegen in het werk van orthodox socialistisch-realistische auteurs en in de memoires van generaals en leidende politici (de memoires van Brezjnev zijn daar een goed voorbeeld van), maar een schrijver met enige smaak en artistieke pretenties geneert zich er toch voor. Krijgshaftige metaforen zijn in het Russisch sterk gebonden aan een enkel genre: de taal van kranten, tijdschriften, redevoeringen, kortom, de taal van de propaganda.
De bevolking moet worden aangezet tot grootse daden, en om dit te bewerkstelligen, wordt dit soort clichés graag gebruikt, het liefst in de krantenkoppen, zodat ze goed in het oog springen. Het gevolg hiervan is dat voor wie regelmatig Russische kranten leest het gebruik van dergelijke metaforen veel frequenter lijkt dan het in werkelijkheid is. De krijgshaftige metaforen zijn dan misschien ook niet zozeer een onvervreemdbaar deel van de Russische taal, als wel van de Russische propaganda- en partijretoriek. Zij zijn een bijproduct van de Sovjetmaatschappij, waarin de belangrijkste taak van de media niet is het verschaffen van informatie (hoe gekleurd ook) of het bieden van vermaak, zoals in het Westen, maar het opvoeden van de mensen tot ongehoorde arbeidsprestaties. En in de weinig sophisticated opvattingen over propaganda die nog steeds binnenslands de boventoon voeren, gaat dit het beste in oorlogszuchtige termen: er moet gestreden worden aan vele fronten. Ook de beloning is trouwens ongeveer geregeld als bij de soldaten: weinig geld, maar veel eer en medailles.
Het kwistige gebruik van woorden en uitdrukkingen met onmiskenbaar krijgshaftige bijbetekenissen heeft zijn oorsprong in de burgeroorlog. Toen was dit lexicon echter over het algemeen niet metaforisch, maar letterlijk bedoeld. Er was inderdaad sprake van ‘verbeten strijd’, van ‘fronten’, van ‘roemrijke overwinningen’ en ‘heroïsche daden’, niet op het graanveld, maar op het slagveld. Dit letterlijk gebruik heb ik niet in dit onderzoekje betrokken, zoals ook de  in de jaren zestig en zeventig verschenen verslagen over de ‘heldhaftige strijd’ in Vietnam buiten beschouwing zijn gebleven. Buiten hun eigenlijke oorlogsterrein vindt men krijgshaftige taal in de eerste jaren na de revolutie nog tamelijk zelden. Zelfs niet in duidelijk propagandistisch bedoelde teksten als hoofd artikelen in kranten en redevoeringen van partijleiders.
Na het beëindigen van de burgeroorlog leidt het krijgshaftige lexicon in de jaren twintig een sluimerend bestaan. Een uitzondering vormen hierbij de woorden ‘liquideren’ (‘liquidatie’) en ‘front’. Vooral het eerste woord wordt te pas en te onpas gebruikt. Van ‘liquidatie van de woningnood’ tot ‘liquidatie van de mond- en klauwzeer’. De schrijver Andrej Platonov parodieert dit in zijn novelle De Bouwput, wanneer hij een van de hoofdpersonen een brief aan zekere dame laat schrijven om de verloving te verbreken: ‘Vanochtend heeft Kozlov zijn liefde voor zekere middelbare dame, als gevoel, geliquideerd.’

Meedogenloze strijd

‘Front’ vindt men vooral in ‘het antireligieuze front’, een steeds terugkerende kop in de Pravda van die jaren. Ook ‘aan het front van het onderwijs’ en ‘aan het economische front’ vinden we enkele maal. Maar in de landbouw- en industrieberichten, die in die tijd overigens nog niet zo overheersen als tegenwoordig, is de toon betrekkelijk zakelijk. Dat verandert in het begin van de jaren dertig, met het aan de macht komen van Stalin, de eerste vijf jaar plannen, de geforceerde industrialisatie en de collectivisatie van de landbouw. De toon in de kranten veranderd in deze tijd radicaal: zij wordt agressief en ophitsend.

‘De wereldhistorische overwinningen van het eerste bolsjewistische vijfjarenplan hebben een onverwoestbare economische basis geschapen voor het socialisme in de Sovjetunie. Op deze grondslag ontvouwt de arbeidersklasse, onder leiding van de Leninistische Partij, vastberaden en zelfverzekerd de verdere socialistische aanval over het hele front.’ Dit lezen we in de Pravda van 15 januari 1933 onder de kop ‘Ten strijde voor het plan van het eerste jaar van het tweede vijfjarenplan’. De ‘overwinningen’, ‘de basis’, ‘aanval’, ‘het front’, en de bijproducten ‘vastberaden’ en ‘zelfverzekerd’: zij zullen decennialang de toon bepalen.
We citeren nog even: ‘De succesvolle vervulling van het plan voor 1933 eist van alle partij-organisaties een meedogenloze strijd met alle verschijnselen die erop wijzen dat de klassenvijand tegenstand biedt aan de partijpolitiek, eist voorts versterking van de eenheid van de partijgelederen, het vastberaden verweer tegen alle antipartijgezindheid en zuivering van overleefde en partijvreemde elementen.’ Hier komen nog de termen ‘meedogenloos’, ‘versterking van de gelederen’ en ‘verweer’ bij, en niet te vergeten natuurlijk de klassenvijand.
Dit stijlgemiddelde blijft tot na Stalins dood in 1953 vrijwel ongewijzigd. ‘De metaalbewerkers zullen in de voorste gelederen staan der strijders voor de vervulling van het vijfjaren plan in vier jaar’, lezen we in de Pravda van 6 januari 1948. En: ‘Als strijders voor een verdere bloei van ons geliefde Vaderland zullen wij onvermoeibaar zijn defensieve kracht versterken, zijn kracht en macht vergroten. Elke overwinning van ons aan het front van de vreedzame arbeid is een nieuwe bijdrage aan de strijd voor de vrede in de hele wereld, voor de triomf van de ideeën van Lenin en Stalin, voor de opbouw van het communisme in ons land’, schrijven Oekraïense boeren in de Pravda van 19 maart 1948. Of: ‘De strijd voor een hoge oogstopbrengst is een beslissende fase ingegaan.’ En even verderop: ‘We moeten overwinnen op dit front dat van levensbelang is voor ons land.’ Ook de ‘mobilisatie van de kolchozen massa’s in de strijd voor een hogere oogstopbrengst’ en ‘de eerlijke en onbaatzuchtige strijder voor de partij’ komen we in deze periode bijna dagelijks tegen.

Padvindersretoriek

Na Stalins dood neemt de frequentie van de krijgshaftige metaforen langzamerhand af, om zich op een wat lager niveau te stabiliseren. De lezer wordt er niet meer hele, vaak paginagrote artikelen lang mee om de oren geslagen. Het gebruik beperkt zich tot de kop van het artikel, samen of afgewisseld met de aanhef en soms de slotalinea. Hierin is sindsdien weinig verandering meer gekomen. Wel is mij opgevallen in dat de centrale pers, de landelijke bladen als Pravda, Izvestia en Literatoernaja Gazeta, die ook in het buitenland verspreid worden, het gebruik van krijgshaftige taal tegenwoordig wat meer wordt beperkt, terwijl het in de provinciale bladen die buiten de Sovjetunie niet of moeilijk te krijgen zijn, nog volop bloeit.
Zoals gezegd, komen krijgshaftige metaforen vrijwel uitsluitend in krantentaal voor. Ze zijn een kenmerk van de journalistieke en propagandataal. Maar ook daar vindt men ze niet meer overal. Tegenwoordig is het gebruik ook binnen de kranten beperkt tot enkele onderwerpen. Behalve in artikelen over de buitenlandse politiek en over ideologische onderwerpen – de strijd tegen het imperialisme en kolonialisme en voor de verbreiding van de enige ware leer blijft natuurlijk doorgaan; maar de vraag is of wij hier van metaforen moeten spreken – wordt het gebruik van krijgshaftige taal beperkt tot artikelen over de partij en over de landbouw.
Dat zij in artikelen over de partij veelvuldig voorkomen, is begrijpelijk: het zijn de restanten van de oude revolutionaire retoriek die een traditie is van iedere revolutionaire beweging, niet alleen de Russische. ‘De gelederen der voorhoedestrijders van de beweging voor communistische arbeid versterken zich.’ (Pravda, 20 april 1964); ‘Partij-organisatoren zijn de strijdbare organisatoren van de massa’s.’ Kortom, de strijd voor het communisme, strijdlustig en onbaatzuchtig, moedig en vastberaden. De hele padvinderij is hier voorhanden.
Merkwaardiger is de hoge frequentie van krijgshaftige metaforen in landbouwberichten. Waarom juist in de landbouw en veel minder in de industrie? Waarom wel verslagen van het ‘graan-, katoen- of aardappelfront’, maar nauwelijks of niet van het ‘auto-, koelkasten- of kolenfront’? Een mogelijke verklaring is de volgende. De collectivisatie van de Landbouw in de jaren dertig was, veel meer dan de gelijktijdige industrialisatie, een militaire operatie. De boeren moesten met geweld in de kolchozen worden gedreven. Zij werden vervolgens zeer slecht betaald en hadden praktisch geen bewegingsvrijheid. Zij hadden niet het recht de kolchozen te verlaten. De bevolking op het platteland is daardoor zo gedemoraliseerd geraakt, dat ze zeer moeilijk tot werken is aan te zetten. Ze moet dus worden opgehitst, want het vaderland moet tenslotte eten. Net zoals een soldaat – die ook bijzonder weinig materiële voordeel van zijn heldendaden heeft – ertoe gebracht moet worden toch zijn leven in de waagschaal te stellen voor de eer van het vaderland, zo moet ook een kolchozboer ertoe gebracht worden zeer hard te werken voor een leven op de rand van het bestaansminimum. Daarvoor is krachtige propaganda nodig. Veel meer dan in de industrie, waar de materiële prikkel groter is, aangezien de lonen daar aanzienlijk hoger liggen dan in de landbouw.

Goud in alle kleuren

Hoe het ook zij, de landbouw is het meest opvallende terrein van de krijgshaftige metaforen. Des te opvallender, omdat berichten over de Landbouw, waarschijnlijk om bovengenoemde redenen, een veel grotere plaats in de Russische pers innemen dan hier te lande gebruikelijk is. Met name in de zomermaanden is de vooruitgang van de oogst bijna dagelijks voorpaginanieuws, compleet met vette koppen en foto’s van eindeloze rijen combines of frisse, lachende komkommers plukkende boerenmeisjes. Kortom, zelfs het tegenwoordige, tamelijk beperkte gebruik van krijgshaftige termen is toch op die plaats, in krantenkoppen, en in die frequentie tamelijk in het oog vallend. ‘Het katoenveld een stootfront’; ‘De strijd voor een goede, vroege oogst van het witte goud (de katoen) is een beslissende fase ingetreden’; ‘De veevoederbasis versterken’: zo klinken regelmatig terugkerende koppen in de Toerkmenskaja Iskra uit de zomer van 1983.
Opvallend is het ongegeneerde gebruik van gemeenplaatsen als ‘het witte goud’ voor katoen. Dit gebruik wordt door de schrijver Vladimir Vojnovitsj in zijn boek De troonpretendent heel aardig geparodieerd in een passage gewijd aan Jermolkin, redacteur van het blad Bolsjewistische Tempo’s: ‘Een speciale plaats nam in zijn vocabulaire het woord ‘goud’ in. Van alles en nog wat werd goud genoemd. Steenkool en olie heetten het zwarte goud. Katoen is het witte goud. Gas is het blauwe goud. Men zegt dat hij, toen hij eens een berichtje over goudzoekers, delvers van goud, onder ogen kreeg, het berichtje retourneerde met de vraag, wat voor goud precies was bedoeld. Het antwoord was: ‘Gewoon goud’. Zo stond het naderhand ook in de krant te lezen: delvers van gewoon goud.’

Hoe de oogst wordt verbonden met patriottistische gevoelens blijkt ook uit de volgende – eveneens in een forse letter gezette – koppen waarin geen krijgshaftige metaforen in eigenlijke zin voorkomen, maar die toch dezelfde geest ademen: ‘Ontvang, vaderland, het katoen van Toerkmenistan!’; ‘Mechanisatoren! Uw plicht heden is al uw kunde, kennis, ervaring, al uw vastberadenheid aan te wenden tot het opschonen van de grond tussen de rijen katoenplanten’ (Toerkmenskaja Iskra, 24 april 1983). Deze laatste kop is ook een treffend staaltje van de enorme gedetailleerdheidvan de oproepen aan de agrariërs. Niet alleen tot het op tijd binnenhalen van recordoogsten, maar ook het op tijd en model snoeien, enten, wieden, eggen en draineren, worden de boeren opgeroepen op een toon alsof ze hun leven moeten offeren.
Buiten de landbouwberichten komt men vooral de woorden ‘strijd’, “brigade’ en ‘front’ tegen. Strijd is ook in het Nederlands een woord dat voornamelijk in overdrachtelijke betekenis wordt gebruikt. In het Russisch is dat in nog veel sterkere mate het geval. Het woord ‘strijd’ (borba) is door veelvuldig gebruik zo versleten, dat men soms de indruk krijgt dat het nauwelijks nog iets betekent. ‘De strijd voor de vrede’ ziet men tegenwoordig veel in de Russische pers en ik geloof niet dat iemand zich van het paradoxale van een dergelijke leus bewust is. Vooral in officiële stukken, besluiten en redevoeringen, wordt het woord ‘strijd’ excessief vaak gebruikt. In een besluit van het Centrale Comité, gepubliceerd in de Literatoernaja Gazeta van 7 maart 1983 komt het in een passage van honderd woorden zes keer voor. En dergelijke passages zijn geen uitzondering.
‘Brigade’ heeft, buiten haar oorspronkelijke betekenis van militaire eenheid in de Sovjetunie ook de betekenis ‘productie-eenheid’ gekregen. Dat wil zeggen een ploeg arbeiders of boeren die samen een bepaalde taak in de productie vervullen. Het woord wordt derhalve vaak in artikelen over de industrie gebruikt. Ook deze betekenis heeft zich weer verder ontwikkeld en is verder vervaagd. Zo lezen we in de Literatoernaja Gazeta van 6 maart 1983 dat ‘een brigade schrijvers in Tjoemen is aangekomen om aan een congres deel te nemen’.

Graandroogaggregaat

‘Front’ behoort, net als ‘strijd’ trouwens, tot de 300 meest frequente zelfstandige naamwoorden van het geschreven Russisch, een status die het niet alleen dankt aan de grote hoeveelheid boeken, reportages en films over de oorlog, maar in hoge mate ook aan het overdrachtelijke gebruik. Zo worden, behalve het reeds genoemde katoenveld, ook de mestveehouderij en de graanvelden in de Russische kranten herhaaldelijk tot stootfront (oedarnyj front) gebombardeerd. Net als bij ‘strijd’ krijgt men vaak de indruk dat het woord ‘front’ eigenlijk nauwelijks meer iets betekent. Kunnen krantenkoppen als ‘De graan- (of: katoen-) oogst een stootfront’ nog zekere associaties met een militaire operatie opwekken, in contexten als de volgende is dat veel moeilijker: ‘Op de voornaamste velden wordt een vroege rijping van de katoenplant geconstateerd en een gelijktijdig daarmee opengaan van de dozen, wat maakt dat de grondstof aan een breed front kan worden geoogst’; ‘Smal is het arbeidsfront voor de mechanisatoren in Chaoez-Chan’. ‘Aan een breed front’ betekent hier immers weinig meer dan ‘bijna overal’ en ‘smal is het arbeidsfront’ kan eigenlijk alleen maar betekenen: ‘hebben weinig te doen’.

Onder krijgshaftige metaforen verstaan we niet zozeer een aantal staande uitdrukkingen, als wel een groep losse woorden die met strijd en oorlog voeren te maken hebben. Het gaat om een betrekkelijk gering aantal woorden (ongeveer veertig), die in diverse combinaties en contexten kunnen worden gebruikt. Hun functie was primair die van ophitsen. Deze functie hebben ze nog steeds, maar waarschijnlijk door al te overvloedig gebruik verliezen ze dikwijls aan betekenis en worden tot niet meer dan een aanvulling op de toch al zeer talrijke gemeenplaatsen waardoor de Russische journalistieke taal wordt ontsierd.
In het voorgaande is al gewezen op een stijlbloempjes als ‘het witte goud’ voor katoen, iets dat geen Nederlandse journalist meer in ernst zou durven neerschrijven, maar dat in de Russische kranten nauwelijks opvalt. De Russische krantentaal wordt nu eenmaal gekenmerkt door een oeverloze retoriek en een geweldig pathos, en militaire termen maken daar van oudsher een belangrijk bestanddeel van uit. In de onlangs verschenen thriller Het Rode Plein van de geëmigreerde Russische journalisten Topol en Neznanski treffen we de volgende passage aan over de journalist Bjelkin: “… En Bjelkin had er zich meer dan eens op betrapt dat hij steeds moeilijker eenvoudige Russische woorden kon vinden, die gewone mensen gebruiken en waardoor zijn reportages zich enkele jaren geleden nog onderscheidden van de grauwe massa die meestal de kranten vult. Maar sinds Bjelkin aan Het Heiligenleven van de grote Brezjnev was begonnen, vloeiden er met steeds meer gemak en steeds vaker uitdrukkingen uit zijn pen als ‘bij de realisatie van de verordening’; ‘terwijl de reserves gemobiliseerd worden’ en ‘alle krachten verzamelen’.”

Nog een voorbeeld waaruit duidelijk blijkt hoe dergelijke gemeenplaatsen ongemerkt insluipen, is een artikel over de graanoogst: ‘… Vereist is dat de graandroogaggregaten nauwkeurig en zonder haperen werken. Dat is ons achterland. Maar hoe sterk is dat achterland in het algemeen in ons district?’ Het graandroogaggregaat als achterland: ziedaar waar de oorlogsretoriek toe leidt.

Over de auteur

Arthur Langeveld