Emmanuel Waegemans: Geschiedenis van de Russische literatuur. Sinds de tijd van Peter de grote.
NRC Handelsblad, 14 januari 2000
Emmanuel Waegemans’ Geschiedenis van de Russische literatuur is al ruim vijftien jaar een standaardwerk voor iedereen die regelmatig met de Russische literatuur te maken heeft. Het was echter wel een enigszins problematisch standaardwerk. Het boek verhuisde met elke druk naar een andere uitgever, die allemaal hun best deden het een zo onaantrekkelijk mogelijk uiterlijk te geven. Het viel na korte tijd steevast uit elkaar, wat voor een naslagwerk erg onhandig is. Het was tussen de verschillende drukken door vaak lange tijd onverkrijgbaar. En het bleef bij elke druk de indruk maken dat het nog eens grondig geredigeerd moest worden: het leed aan een paragraafnummering met cijfers en puntjes (5.3.2.) die verder alleen nog in Duitse dissertaties wordt gebruikt, en aan een soms wat merkwaardig taalgebruik (‘In Petersburg kende hij dan ook een hard materieel bestaan’).
Bij alles wat er op aan te merken viel was het toch een onmisbaar werk dat zich moeiteloos naast Karel van het Reve’s veel bekendere Geschiedenis van de Russische literatuur wist te handhaven omdat het van dit werk in ongeveer alles het tegendeel is. Van het Reve selecteerde streng, slechts de allerbesten werden opgenomen, hij legt de nadruk op de biografie van de schrijver, negeert zulke ‘theoretische’ concepten als literaire stromingen en stopt aan het begin van de twintigste eeuw.
Waegemans selecteert niet, hij streeft juist naar volledigheid, hij is zuinig met biografische gegevens, maar bespreekt zoveel mogelijk werken afzonderlijk, hij houdt zich aan de in de literatuurwetenschap gebruikelijke indeling in stromingen en hij neemt de hele twintigste eeuw, bijna tot op de dag van vandaag mee.
Er zou weinig aanleiding zijn om de nu verschenen nieuwe druk van Waegemans’ Geschiedenis nog eens te recenseren wanneer deze niet zo ingrijpend was gewijzigd dat er bijna van een nieuw boek sprake is. De belangrijkste wijziging is het toevoegen van een hoofdstuk over de 18e eeuw. Deze eeuw heeft in Rusland weinig literaire meesterwerken opgeleverd en wordt daarom nogal verwaarloosd, maar is toch literatuurhistorisch gezien buitengewoon interessant en heeft tal van kleurrijke personen voortgebracht die uiteraard in Waegemans’ boek allemaal worden besproken. Voorts is een hoofdstuk over de meest recente ontwikkelingen in de Russische letterkunde toegevoegd, zodat het boek nu een uitermate volledig overzicht geeft van drie eeuwen Russische schrijvers. Daarbij is ook de oude tekst herzien en heeft de uitgevers zorg gedragen voor een nieuwe en veel betere lay-out, zonder al dat 5.3.2. Ik heb deze nieuwe uitgave nu drie maanden in gebruik en de band is nog steeds heel, dus ook in dit opzicht lijkt met een traditie te zijn gebroken.
Het nut van dergelijke naar volledigheid strevende literatuurgeschiedenissen wordt wel eens betwijfeld, maar blijkt in de praktijk steeds weer enorm. De ongekende overvloed aan namen is juist de kracht van Waegemans’ boek. Zelfs de Russische literatuur is niet alleen het werk van genieën geweest, er hebben honderden auteurs van de tweede, derde en nog lagere garnituur in rondgelopen die nu terecht vergeten zijn, maar bij hun leven vaak een grote lezerskring hadden. Wie iets wil weten over de ooit razend populaire Vsevolod Krestovski (1839-1895) en zijn felrealistische bestseller De achterbuurten van Petersburg of over de naturalistische veelschrijver Pjotr Boborykin (1836-1921) zoekt bij Waegemans niet tevergeefs. De schrijver is er bovendien in geslaagd om van zijn tekst geen dorre opsomming te maken, maar een goed leesbaar verhaal.
Sommige auteurs beschouwen een literatuurgeschiedenis als de plaats bij uitstek om hun eigen meningen over de behandelde schrijvers en literatuur uit te dragen, hun eigen voor- en afkeuren uit te spreken en aldus een sterk persoonlijk stempel op hun geschiedenis te zetten. Ook hier onderscheidt Waegemans zich. Hij hoedt zich voor al te persoonlijke uitspraken en beroept zich liever op discussies en opinies van anderen, zozeer zelfs dat men af en toe gaat verlangen naar de stem van de auteur zelf. Dat deze best wel iets mee te delen heeft bewijst hij pas in de laatste hoofdstukken over de nieuwste Russische literatuur. Daar waar hij zich niet meer kan beroepen op gevestigde opinies komt Waegemans een beetje los en laat hij zich directer uit.
De dikke Waegemans kan in deze nieuwe vorm weer jaren mee en vele generaties studenten van de Russische literatuur – dat worden er overigens steeds minder – en andere belangstellenden tot vraagbaak dienen. En hopelijk zorgt de uitgever dan voor permanente leverbaarheid, want een boek als dit moet altijd in voorraad zijn.