Voor zonsopgang’ van Michail Zosjtsjenko

V

 Zwartgalligheid als Pavlov-reactie

De Groene Amsterdammer, 25 juli 1979

Michail Zosjtsjenko (1895-1958) was in de jaren twintig en dertig een van Ruslands populairste schrijvers. Zijn genre was het korte verhaal, waarin hij op satirische wijze de meest uiteenlopende verschijnselen uit het nog prille dagelijkse Sovjet leven behandelde. Het is voor een buitenlander vaak niet eenvoudig de humor van zijn verhalen te vatten, je merkt dat Russen erom schateren terwijl je zelf hoogstens een glimlach om de lippen krijgt. Dat ligt niet zozeer aan een of andere mysterieuze Russisch element in zijn humor, als wel in het feit dat je voor een goed begrip van zijn verhalen zeer goed op de hoogte moet zijn van de levensomstandigheden uit zijn tijd, en vooral zijn taalgebruik moet kunnen aanvoelen. Een van zijn bekendste komische verhalen, Het badhuis, is alleen leuk als je precies weet hoe het in een Russisch badhuis toegaat. Ervan uitgaande dat zijn lezers de situatie volledig kennen, weet Zosjtsjenko door middel van slechts lichte overdrijving, een understatement en een uiterst laconiek en ongelofelijk trefzeker taalgebruik de waanzin ervan weer te geven. Er zouden eens wat van die verhaaltjes vertaald moeten worden, hoewel die hier genoemde obstakels dit tot een niet eenvoudige zaak maken.

Voor zonsopgang, dat nu in de serie Russische miniaturen in een uitstekende vertaling van Kristien Warmenhoven is verschenen, is heel anders dan Zosjtsjenko’s overige werk, en absoluut niet humoristisch, integendeel. Ruslands beroemdste humoristische schrijver van de twintigste eeuw was namelijk een ongeneeslijk melancholicus, die zich in bepaalde periodes van zijn leven van de ene depressie naar de andere sleepte, en Voor zonsopgang is een poging de wortels van die zwaarmoedigheid bloot te leggen. Zosjtsjenko was onder invloed van Pavlov gekomen en meende dat ergens in zijn leven verkeerde voorwaardelijke reflexen waren ontstaan, foute verbindingen in het zenuwstelsel of in de hersenmassa. Deze foute verbindingen wilde hij opsporen. Hij licht ook toe hoe hij zich voorstelt dat het was gegaan: ‘Een geleerde stuurde een elektrische stroom door de poot van een hond. Deze handeling werd begeleid door het tikken van een metronoom. Dit werd enkele malen herhaald. En naderhand riep alleen het tikken van de metronoom hij de hond al een pijnreactie op.’ Zosjtsjenko veronderstelde nu dat ook hij ooit een stroomstoot door zijn poten had gekregen terwijl er een metronoom tikte, bij wijze van spreken natuurlijk, en dat hij nu steeds als hij die metronoom hoorde tikken die stroom weer voelde, dat wil zeggen de zwaarmoedigheid voelde opkomen. Zijn probleem was echter dat hij niet precies wist wat het tikken van de metronoom in zijn geval was waardoor die verkeerde reactie, zijn zwaarmoedigheid werd teweeggebracht.
Voor zonsopgang is een onderzoek naar die stroomstoot en die tikkende metronoom. Hij doet dat door scènes uit zijn leven die grote indruk hebben gemaakt te noteren. Hij begint bij de periode tussen zijn zeventiende en dertigste jaar, omdat zijn melancholie toen is begonnen, vind dan niets en gaat terug tot zijn vroegste jeugd. Tussendoor behandelt hij Pavlovs theorieën. Het beste deel van het boek is het eerste, een verzameling losse episodes, in lengte variërend van een halve tot twee bladzijden, uit de tijd tussen zijn zeventiende en dertigste. Hierin valt de tijd dat hij in de eerste wereld oorlog soldaat was, waaraan hij een hartkwaal overhield, en de tijd van de revolutie en zijn beginnende roem als schrijver. Het zijn zeer beknopte hoofdstukjes, die blijk geven van Zosjtsjenko’s vermogen om met een minimum aan woorden zeer veel op te roepen.
Een voorbeeld. In 1920 of 1921, tijdens de hongersnood, stierf zijn moeder. Haar begrafenis wordt in zestien regels beschreven. Aan de ontberingen van het dagelijks leven wordt als volgt gerefereerd: ‘De begrafenisrijtuigen met hun opgetuigde paarden ontbraken. Waarschijnlijk zijn de paarden, evenals hun haver, opgegeten.’ Vooral een toevoeging als ‘evenals hun haver’ is een van de details die een goede van een middelmatige schrijver onderscheiden.

Uitgefloten

Al deze episodes zijn doortrokken van een mateloze zwartgalligheid, alles gaat mis en Zosjtsjenko is altijd de pineut. Heroïsche daden aan het front blijken naderhand volstrekt nutteloos te zijn geweest. Als hij in het ziekenhuis ligt en (het is 1920) veel te weinig te eten krijgt, biedt een boerenjongen hem brood aan, maar op zo’n vernederende manier dat hij het hem het liefst in zijn gezicht had gegooid; een meisje met wie hij door de stad loopt gaat onderweg even bij een naaister aan – naderhand blijkt dat op dat adres niet haar naaister woont, maar een andere minnaar; bij een voordracht uit eigen werk wordt hij door het publiek uitgefloten; en zo gaat het maar door. Prachtig is het hoofdstukje waarin een ontmoeting met Majakovski wordt beschreven. Zosjtsjenko is dan al een gevierd schrijver. Majakovski denkt dat een humoristisch schrijver ook in het dagelijks leven wel een geestig en onderhoudend persoon moet zijn, maar Zosjtsjenko doet niets anders dan somber voor zich uit staren en weet geen woord uit te brengen. Majakovski vertrekt teleurgesteld. In een andere kenmerkende passage vertelt hij hoe hij in een Kurort verblijft en daar voor een meisje een brief schrijft aan haar minnaar, een oude generaal. Het meisje heeft geen geld meer en wil naar huis. De brief treft doel, de generaal zendt een groot bedrag, waarop het meisje besluit nog maar wat in het Kurort te blijven. Zosjtsjenko besluit dan: ‘Ze bleef. In de vaste overtuiging dat alleen ik de oorzaak was van haar rijkdom. Ze was mijn kamer bijna niet meer uit te krijgen. Het was maar goed dat kort daarop de wereldoorlog uitbrak. Ik vertrok.’ Punt uit.

Hetze

‘Voor zonsopgang’ is geschreven in 1943, toen Zosjtsjenko uit Leningrad was geëvacueerd en in Alma-Ata verbleef. Aanvankelijk had het boek groot succes, maar wie iets van het culturele leven in de Sovjetunie in de jaren veertig weet, zal begrijpen dat dat maar van korte duur kon zijn. Dit boek was in alles in strijd met het toen in volle hevigheid woedende socialistische realisme. Hier geen geïdealiseerde schijnwereld waarin het absoluut goede (een communist) staat tegenover het absoluut kwade (een klassenvijand), geen collectief enthousiasme dat automatisch een eind maakt aan alle persoonlijke problemen. Integendeel, Zosjtsjenko zegt met zoveel woorden dat de revolutie, hoe hij die ook toejuichte, geen enkele verbetering bracht in zijn toestand.
Na de oorlog was Zosjtsjenko een van de voornaamste doelwitten van de hetze die toen tegen de laatst overgebleven nog enigszins integere kunstenaars werd gevoerd. Hij heeft na die tijd bijna niets meer geschreven en stierf verbitterd en vergeten. Het was al heel wat dat hij een natuurlijke dood stierf.

Over de auteur

Arthur Langeveld