Verveling is onverdunde tijd

V

Postume essaybundel van Joseph Brodsky
Joseph Brodsky: On Grief and Reason

NRC Handelsblad, 17 mei 1996

‘In the beginning, there was canned corned beef’, luidt de eerste zin van Joseph Brodsky’s onlangs postuum verschenen essaybundel On Grief and Reason. Het is het humoristische begin van een mooi en voor Brodsky’s doen ongebruikelijk lichtvoetig prozastuk over de fascinatie die hij als kind en jongeman in het Leningrad van de jaren veertig en vijftig had voor alles wat uit het westen kwam.
Lege corned beef blikken van Amerikaanse voedselhulp waren de eerste voorboden van een langzame opening van het land. Westerse films en muziek volgden later. De films werden niet bekeken om de inhoud, maar om de glimp van het westen die zij boden: auto’s, straten, kleren. In een treffende passage vertelt Brodsky hoe hij als jongeman op een warme meidag bezig was op zo’n treurige Leningradse binnenplaats en er opeens ‘A-tisket, a-tasket’ van Ella Fitzgerald uit een open raam klonk. Een stem uit een andere wereld, die op een heel andere manier werd opengezet toen in het begin van de jaren zestig buitenlandse toeristen ‘met vliegtuigladingen tegelijk begonnen te komen, aangetrokken door ’s lands goedkope, maar nog zeer doordringende aroma van slavernij’.
Het is een terloopse opmerking, maar wel een zeer rake. Veel westerse toeristen gingen niet zozeer naar de Sovjetunie om de Hermitage te bekijken, maar om datgene op te snuiven wat zij thuis niet hadden, namelijk onvrijheid.
Hoe leuk en raak ook, het eerste essay – ‘Spoils of War’ geheten – is een buitenbeentje in deze lijvige bundel. Naast deze oorlogsbuit zijn er slechts twee andere echt autobiografische stukken waarvan er een, over een bezoek aan Rio de Janeiro, het zwakste stuk van de bundel is. Brodsky heeft met Latijns-Amerika weinig affiniteit.
Opvallender nog dan het ontbreken van het autobiografische, is de volkomen afwezigheid van Rusland. Brodsky’s vorige prozabundel, Less than one, bevatte nog talrijke essays over Russische literatuur. In On Grief and Reason zal men daar vergeefs naar zoeken. Brodsky’s aandacht richt zich hier volkomen op de literatuur van Europa, Noord-Amerika en het oude Rome. Het is of hij zijn emigratie ook geestelijk volkomen voltooid heeft, zich geen Russische dichter in Amerikaanse ballingschap meer voelt, maar een wereldburger die zich in zijn nieuwe vaderland volkomen thuis voelt.
Drie lange essays over de poëzie van Thomas Hardy, Robert Frost en Rainer Maria Rilke tonen Brodsky onder collega’s, onder zijn gelijken, als een enthousiaste gids die de lezer zelfverzekerd door het labyrint van hun teksten leidt. Over de juistheid en originaliteit van zijn interpretaties kan ik slecht oordelen, maar het zijn stuk voor stuk voortreffelijke inleidingen op het werk van deze dichters.
De overige essays getuigen van Brodsky’s veelzijdige belangstelling. Van een beschouwing over de zaak Philby tot een hommage aan Marcus Aurelius; van de Nobelprijsrede tot een open brief aan Václav Havel; van de Huizinga-rede tot een Lof der Verveling, uitgesproken bij de opening van het academisch jaar van een Amerikaans College. Dat deze bundel, ondanks het grote aantal gelegenheidsspeeches, geen allegaartje is geworden, komt doordat Brodsky een schrijver is die, waar hij ook over schrijft, altijd terechtkomt bij enkele vertrouwde thema’s. Het thema van de tijd, het geheugen en de geschiedenis, en het thema van de poëzie en het grote nut van deze schijnbaar nuttelooste aller kunsten.
Volgens Brodsky is poëzie onontbeerlijk voor elke maatschappij en cultuur. Want in den beginne was er natuurlijk geen corned beef, maar wel degelijk het woord, of liever de taal. Poëzie komt voort uit de taal, die niet het instrument van de dichter is, maar een zelfstandig opererende kracht die de dichter als medium gebruikt. Poëzie verzekert de continuïteit van de taal. Maar er is meer.
Kunst, dichtkunst vermijdt cliché en herhaling en is een tegengif tegen vulgariteit, die drie steunpilaren van het gewone leven. Daarom staat poëzie altijd op gespannen voet met de maatschappij, met welk politiek systeem dan ook, en zal de samenleving altijd proberen haar te compromitteren en haar belang te kleineren. De taak van de dichter is onder woorden te brengen wat nog door niemand onder woorden is gebracht, maar dit is een eenzame bezigheid die tot maatschappelijke onaangepastheid leidt. Dit is de visie van iemand die geboren is in de Sovjetunie, in een periode van oorlog en terreur waarin poëzie inderdaad een van de weinige strohalmen was die een normaal mens had, en die een nauwe verwantschap met Mandelstam en Achmatova voelt.
Brodsky’s visie op de tijd en de geschiedenis is niet minder complex dan die op de dichtkunst, en ‘Profile of Clio’, het belangrijkste aan dit onderwerp gewijde essay, is niet toevallig ook het ondoorgrondelijkste van het boek. Speelser is zijn behandeling van het thema tijd in ‘In Praise of Boredom’, waarin hij de verveling definieert als onverdunde tijd ‘in all its repetitive, redendant, monotonous splendour’. Verveling is het venster op de tijd, verveling is een invasie van de tijd in je waardensysteem.
Er is inderdaad een groot dichter voor nodig om tot dergelijke inzichten te komen. On Grief and Reason is geen eenvoudige lectuur. Brodsky heeft een verbazingwekkende Engelse woordenschat en is als een echte dichter dol op paradoxen, gedachtesprongen en zijpaden die zijn betoog soms wat diffuus maken, zodat de reis door zijn gedachtewereld zwaar is, maar wel zeer lonend.

Over de auteur

Arthur Langeveld