Memoires van Alexander herzen
De Groene amsterdammer 8 februari 1984
De Russische literatuur heeft naast vele dikke romans ook een aantal memoires voortgebracht en de beroemdste zijn die van Alexander Herzen (1812 – 1870). Herzen was de zoon van een Russische edelman en grootgrondbezitter en een Duitse moeder. Omdat zijn moeder niet orthodox was, konden zijn ouders niet officieel, dat is in de kerk, trouwen en kon hij, als buitenechtelijk kind, niet de naam van zijn vader dragen. Hij was een “Herzenskind” en kreeg daarom de achternaam Herzen. Hij kreeg de normale opvoeding van Russische rijkeluiskinderen uit die tijd, bezocht de Universiteit van Moskou en kwam daar in aanraking met medestudenten die zich voor het socialisme van Saint Simon interesseerden en af een toe een tegen tsaar Nicolaas de eerste en zijn politiebewind gericht vers lieten circuleren. In 1834 werden Herzen en een aantal van zijn vrienden gearresteerd. Herzen werd na een verblijf in de gevangenis naar Vjatka verbannen. In 1838 mocht hij terug naar de bewoonde wereld en in 1847 vertrok hij naar het buitenland. Hij maakte in Parijs de revolutie van 1848 mee, werd Frankrijk uitgezet en vestigde zich in Londen waar hij tot zijn dood is gebleven. Daar heeft hij ook zijn belangrijkste werken geschreven.
In 1857 richtte hij, nog steeds in London, het weekblad “De klok” op, dat in Rusland zeer druk werd gelezen, hoewel het er natuurlijk officieel was verboden. “De klok” is enige jaren lang het invloedrijkste blad in Rusland geweest. In de jaren 50 heeft Herzen ook zijn omvangrijke memoires geschreven, die in het Nederlands in vijf delen zullen verschijnen en waarvan nu deel één, dat de periode van 1812 – 1838 bestrijkt, is uitgekomen in een goede, heel leesbare vertaling van Charles. B. Timmer, rijkelijk voorzien van aantekeningen.
Bos weg
Het aardige van Herzen als memoiresschrijver is dat hij zowel bijzonder openhartig schrijft over zichzelf – zeker volgens de maatstaven van 1850 – als ook een voortreffelijk observator is van anderen en daarbij nog zeer geïnteresseerd in maatschappelijke vraagstukken. Dit staat garant voor een levendig beeld van de schrijver zelf, de mensen met wie hij in aanraking kwam en de samenlevingen waarin hij woonde: Rusland, Frankrijk, Engeland, Italië. Zijn memoires geven – men moet soms het cliché niet schuwen – een tijdsbeeld.
In deel één, dat over zijn kinder- en studenten jaren gaat, komen al deze kwaliteiten al tot uitdrukking. De hoofdfiguren in dit deel zijn zijn vader, een intelligente, maar tirannieke en volstrekt onsociale grootgrondbezitter die de krant door zijn lakei liet voorverwarmen, “op dat hij geen koude handen kreeg van de klamme bladzijden”; tsaar Nicolaas I die van Rusland in korte tijd een tamelijk perfecte politiestaat wist te maken; en de Russische bureaucratie die hij als balling ruimschoots kon bestuderen, en die hier wordt gepersonifieerd door districtgouverneurs, politiecommissarissen en dergelijke. Deze drie elementen vormen de naargeestige achtergrond van zijn jeugdjaren. De lichtpunten zijn het huispersoneel van zijn vader, een enkele oom, een nichtje, zijn vrienden aan de universiteit, een enkele medeballing.
Herzen groeide op in het immense, sombere huis van zijn vader in Moskou. Zijn vader had behalve dit pand ook nog de beide belendende percelen opgekocht, waar hij echter niemand in liet wonen uit angst voor brand en burengerucht. Hij kreeg de gebruikelijke, uiterst onpraktische opvoeding, van huisonderwijzers van Russische, Franse en Duitse komaf, met veel aandacht voor zulke vakken als het declameren van de Franse klassieken en dansen, wat hij, bij gebrek aan een dame, met een stoel moest oefenen.
Vader bestuurde zijn omvangrijke landerijen op afstand, wat niet altijd zo efficiënt was. Herzen vertelt dat men op een keer een heel bos miste, het was geheel gekapt, alleen de randen had men laten staan, zodat niemand het had gemerkt.
Op de universiteit was het leven vrolijker. De studenten vonden elkaar in hun afkeer van het tsaristische regime. De colleges waren van wisselend gehalte. Zo was er een Duitse professor die zo slecht Frans sprak dat men dacht dat hij vloekte als hij het over de bliksem had (foudre – foutre). Volgens Herzen was de man alleen naar Moskou gehaald omdat zijn oom in Duitsland een bekend chemicus was. Ook was er een rector die er niet tegen kon dat er door ziekte van professoren soms colleges uitvielen. De naaste in rang moest de zieke dan vervangen, zodat de hoogleraar godsdienst een college verloskunde moest geven of de hoogleraar gynaecologie een college over de onbevlekte ontvangenis.
Zoals gezegd staken een aantal studenten hun afkeer van het zittende regime niet onder stoelen of banken en Nicolaas I liet daarom ter afschrikking een paar van de meest rebelse figuren, met Herzen voorop, arresteren. Op de universiteit is Herzen geworden wat hij zijn leven lang gebleven is: een humaan, ondogmatisch socialist die evenveel oog had voor de bedenkelijke denkbeelden van zijn medestanders, als voor die van zijn vijanden. Individuele vrijheid was voor hem het hoogste goed en de gedachte dat de maatschappij eerst ten koste van talloze slachtoffers moest “verelenden”, omdat slechts langs deze weg de mensen rijp zouden worden voor het paradijs, de heilstaat, heeft hij altijd heftig – ter linker- en rechterzijde – bestreden.
Zigeuners
Zijn tijd als balling in Vjatka gaf hem de kans het verstikkende leven in de Russische provincie te beschrijven, ver van alle centra van beschaving, waar door het ontbreken van enige effectieve controle, de plaatselijke autoriteiten bijna zonder uitzondering kleine potentaatjes zijn, de toch al vreselijke bureaucratie absurde vormen aanneemt – Herzen vermeld dat zelfs de architecten bij de bouw van een kerk waren gebonden aan een bepaald aantal keizerlijk goedgekeurde gevelontwerpen – de boeren en kleine winkeliers op alle mogelijke manieren het leven wordt zuur gemaakt en alleen de drank een uitvlucht uit verveling en frustratie brengt.
Tekenend is een passage over zigeuners. Ook toen al was het de autoriteiten een doorn in het oog dat deze zonder paspoort en ongeregistreerd rondzwierven. Er kwam een oekaze dat de zigeuners zich moesten laten registreren en zich vestigen in het dorp of de stad van de registratie. Hierbij deden zich twee problemen voor. Om je te laten registreren was geld nodig, wat de zigeuners niet hadden, en de dorpen en steden wilden die zigeuners helemaal niet hebben. Indien de zigeuners zich echter op een bepaalde datum niet hadden laten registreren, werden de mannen opgepakt en als rekruut naar het leger gestuurd. De rest werd verbannen, nadat alle kinderen van het mannelijk geslacht van hen waren afgenomen. Vervolgens zaten de provinciale autoriteiten met een groot aantal zigeunerjongetjes in hun maag. Men besloot deze onder te brengen in de oudeliedengestichten voor de armen, dan konden die oudjes zich ook nog nuttig maken. Een werkelijk geniale wijze om verschillende vliegen in één klap te slaan en dit is dan slechts een bladzijde uit de vele die Herzen aan het rijke Russische leven van zijn tijd wijdt.