Oblomovs radicale afrekening

O

Ivan Gontsjarov, Oblomov
Vertaald door Wils Huisman, Maarten Muntinga

 NRC Handelsblad, 4 juli 1997

Om even te recapituleren: Oblomov, het meesterwerk van Ivan Gontsjarov (1812-1891), is een van de eerste psychologische romans uit de Russische literatuur, waarin met een tot dan toe ongekende rijkdom aan details en subtiele humor een portret wordt geschetst van de hoofdpersonen, de beminnelijke Ilja Oblomov, telg uit een oud maar enigszins verarmd adellijk geslacht, die met zijn knecht Zachar een flat in Sint Petersburg bewoont. Zijn enige bron van inkomsten wordt gevormd door de revenuen van zijn voorvaderlijke landgoed Oblomovka, waar hij zich al geen jaren meer heeft vertoond en waar de zaken dan ook niet al te best gaan.
Oblomov is een studie van de indolentie, van een man die nergens toe komt omdat hij zich met geen mogelijkheid kan interesseren voor de dingen die iedereen interesseren, te weten carrière maken, over politiek praten en zijn geld beheren. Wanneer hij verliefd wordt op de bekoorlijke Olga komt daarbij nog de analyse van zijn verlegenheid, zijn schuchterheid. Oblomovs leven is ondanks zijn nietsdoen niet gemakkelijk, omdat de wereld hem, modern gezegd, een schuldcomplex aanpraat over zijn gebrek aan initiatief, met als gevolg dat hij als het ware de hele dag bezig is met niet te doen wat hij eigenlijk zou moeten doen en er ook voortdurend met iedereen die het maar horen wil over praat, zonder overigens de goed gemeende raadgevingen van zijn vrienden op te volgen.
Aan het eind van het boek neemt zijn indolentie tragische vormen aan, wanneer Oblomov niet voor zichzelf wil en kan opkomen en een weerloze prooi is voor twee afpersers die hem tot op het hemd uitkleden. Voor Gontsjarovs tijdgenoten moeten dit de meest schokkende bladzijden van het boek zijn geweest: een edelman die kaal geplunderd wordt door twee mannen uit het volk. Wat kan er ellendiger zijn dan dat?
Maar ook nu is het onthutsende lectuur. Immers, in onze tijd is het voor jezelf opkomen, overal, altijd en om elke futiliteit, zo vanzelfsprekend dat Oblomovs onvermogen dit te doen ook voor de moderne lezer het bewijs vormt dat de goede Ilja niet meer te redden is. Dat hij zich niet interesseert voor de laatste demarches van de Verheven Porte en de Engelse machinaties tegen het Russische rijk wil men hem graag vergeven, met een glimlach zelfs, maar het lachen vergaat de lezer ook vandaag nog wanneer Oblomov zich laat afpersen omdat hij het gemakkelijker vindt te betalen dan iets tegen zijn kwelgeesten te ondernemen.
Hoewel de andere twee hoofdpersonen, Olga en Oblomovs jeugdvriend Stolz, met wie Olga na het echec met Ilja in het huwelijk treedt, juist heel actief zijn, maken ook hun levens niet de indruk erg zinvol te zijn. Het verschil met het totale niets van Oblomov is gradueel. Oblomov is daarmee in de eerste plaats het boek van de onvervulde levens, het levensverhaal van intelligente, ontwikkelde personen die om wat voor reden dan ook niet uit zichzelf halen wat erin zit. Oblomov is echter niet alleen maar psychologie en Oblomov, Olga en Stolz zijn niet de enige belangrijke personages. Een van de aardigste kanten aan het boek is dat het ons tevens een kijkje geeft in de keuken en de bediendenvertrekken en dat het huishouden er zo’n grote rol in speelt, iets wat je bij geen enkele andere Russische schrijver uit die tijd tegenkomt. In de werken van Tolstoj, Toergenjev, Dostojevski en Tsjechov wordt ook wel gegeten, natuurlijk, maar hoe de gerechten worden bereid, de keukenmeid afdingt op de markt, hoe er sokken worden gestopt en wordt afgestoft, dat alles komt de lezer niet te weten, waarschijnlijk omdat de schrijvers zelf niet het geringste idee hadden hoe dat allemaal toeging. Het huishouden was in die dagen voor mannen uit de betere kringen een gesloten boek en voor de meeste vrouwen trouwens ook, want daar hadden ze hun personeel voor.
Gontsjarov is hierop een uitzondering. Hij is zijn hele leven vrijgezel gebleven, hij was niet buitensporig rijk en moest het dus net als Oblomov met een knecht, een keukenmeid en een schoonmaakvrouw doen op wie hij zelf toezicht moest houden, wat blijkens zijn herinneringen geen sinecure was. Aan zijn preoccupatie met huispersoneel heeft Gontsjarov in Oblomov op buitengewoon gelukkige wijze vormgegeven. Naast Ilja Oblomov is zijn morsige knecht Zachar het onvergetelijkste personage uit het boek. In geen enkel ander Russisch boek uit de negentiende eeuw zul je een dialoog als de volgende tegenkomen (tussen Zachar en de keukenmeid): “‘Maar Zachar Trofimytsj, begon Anisja die opeens uit de andere kamer naar binnen keek, ‘je moet ook niet eerst de vloer vegen en dan de tafel afnemen: dan krijg je weer opnieuw stof… Je moet eerst…’

‘Kom jij me even zeggen wat ik doen moet?’ brieste Zachar.”
Welke andere schrijver – hoe realistisch ook – zou aan een dergelijk laag-bij-de-gronds onderwerp ook maar een woord vuil willen maken? Maar in Oblomov is de gang van zaken in huis, tot en met het sokken stoppen en stof afnemen, een van de hoofd thema’s. Het huishouden gaat in Oblomov een steeds groter rol spelen naarmate duidelijk wordt wat de hoofdpersoon eigenlijk wil: geen meisje met intellectuele pretenties zoals Olga, die hem bovendien wil opvoeden tot een nuttig lid van de maatschappij, maar een goede huisvrouw die hem neemt zoals hij is en hem even volmaakt verzorgd als hij als kind op Oblomovka is vertroeteld.
Oblomov had dus de wens van elke burgerman: een vrouw voor in bed en in de keuken, en verder geen gedonder. En Gontsjarov laat hem die ook vinden in de figuur van zijn hospita, ‘de geniale huisvrouw’ in haar huis in een uithoek van Petersburg. Een eenvoudige vrouw met een uitdrukkingsloos gezicht, maar met mollige armen waar Oblomov zijn ogen niet vanaf kan houden, die het huishouden op rolletjes laat lopen en heerlijk kookt. Ook dit moet voor de tijdgenoten schokkend zijn geweest, want het is natuurlijk een mesalliance waardoor Oblomov zakt op de sociale ladder. Ilja Oblomov leeft niet meer als een edelman, maar als een burgerman. Naar buiten toe schaamt hij zich daar ook voor, Olga en Stolz (van adel) kijken met afgrijzen toe, maar in wezen is hij volmaakt gelukkig. Geen romantische liefde, maar een huisvrouw, geen grote daden en verre reizen, maar een volmaakt gerunde keuken: Gontsjarovs afrekening met de romantiek van zijn jeugd was waarlijk radicaal.

Over de auteur

Arthur Langeveld