Prachtige Sinjavski-vertaling
De Groene Amsterdammer, 4 maart 1987
Andrej Sinjavski, Goedenacht. Vert. Yolanda Bloemen en Marja Wiebes.
Tussen 1959 en 1965 was Abram Terts een van de meest gezochte bandieten van de Sovjet-Unie. Hij slaagde er in die periode in een aantal manuscripten het land uit te smokkelen en in het westen gepubliceerd te krijgen. Over de identiteit van Terts hebben niet alleen literaire critici maar ook de Russische geheime politie zich zes jaar lang het hoofd gebroken. In 1965 was het zover. Terts bleek de bekende literatuurwetenschapper Andrej Sinjavski te zijn. Na een geruchtmakend proces, waarin Sinjavski zich zeer zelfverzekerd gedroeg en geen enkele concessie deed aan de Sovjetsmaak op dit gebied, werd hij tot zeven jaar kamp veroordeeld. Terts verdween voorlopig uit de publiciteit. In 1971 werd hij vrijgelaten en twee jaar later mocht hij naar Frankrijk emigreren, waar hij sindsdien aan de Sorbonne doceert. Sinjavski is tot nu toe vrij zwijgzaam geweest over zijn leven voor zijn emigratie. Hij publiceerde liever over Poesjkin en Gogol dan over zichzelf. Het enige min of meer autobiografische werk van zijn hand, Een stem uit het koor, bestond uit een losse verzameling uitspraken, wisecracks, gedichtjes en uitdrukkingen die hij uit de mond van medegevangenen had opgetekend, aangevuld met eigen overpeinzingen. Fascinerende lectuur, maar hoe het Sinjavski nu vergaan was in Mordovië kwam toch niet duidelijk uit de verf. Goedenacht, Sinjavski’s laatste boek, wordt aangekondigd als een autobiografische roman en de eerste bladzijden doen vermoeden dat het een ordelijk verteld relaas zal worden te beginnen met de arrestatie van de schrijver. Maar algauw krijgt de romanschrijver de overhand op de autobiografie. Het leven is voor de kunstenaar slechts materiaal voor de kunst, en ook voor zijn eigen leven kan hij geen uitzondering maken. Sinjavski is er de schrijver niet naar om een verhaal van het begin tot het einde netjes in volgorde te vertellen, vroeger niet en nu niet. Goedenacht is dus even grillig en verrassend als al zijn andere werken.
Absurdistisch toneelstuk
In het menselijk geheugen gaat het er raar aan toe. Associatie is er belangrijker dan chronologie. Sommige dingen herinner je haarscherp, andere vagelijk en weer andere zijn bijna helemaal weggezakt. De ene herinnering roept de andere op, maar, alweer, zelden in chronologisch volgorde. Het geheugen springt van de hak op de tak, het is net een moderne roman. In Goedenacht lijkt het of de schrijver de inhoud van zijn geheugen over ons heen heeft gestort zonder er enige ordening in aan te brengen. ‘Tot mijn rechtvaardiging voeg ik daaraan toe dat ik me bij mijn sprongen van de ene plaats in het biografisch stramien naar de andere niet heb laten leiden door de behoefte om interessant te doen en niet door mijn aanleg tot natuurlijke wanorde, maar juist door de onstilbare wens zo precies, streng en bezonnen mogelijk te schrijven.’ De herinneringen worden niet gezeefd, aangevuld, op een rij gezet, zij buitelen over elkaar in bonte mengeling.
Nu is er natuurlijk een groot verschil tussen werkelijkheid en kunst. De werkelijkheid moet altijd worden bewerkt om kunst te worden. Zelfs kunst die zegt slechts zo getrouw mogelijk de werkelijkheid te willen kopiëren, geeft nooit meer dan een gestileerde weergave van het leven. Goedenacht is, hoe springerig en chaotisch het ook lijkt, een zeer geraffineerde boek. Het materiaal, het leven van de schrijver, is in vijf hoofdstukken geordend, die elk een eigen thema hebben en waarin een of enkele personen naast de ik-figuur een centrale rol spelen. Binnen deze globale ordening speelt de schrijver zijn spel. Zo gaat in het eerste hoofdstuk dat gewijd is aan de arrestatie en het proces, het verslag van zijn gevangenneming, dat aanvankelijk volgens een traditioneel patroon verloopt, algauw over in een absurdistisch toneelstuk voor ondervrager en beklaagde, dat op zijn beurt al snel onderbroken wordt door commentaar van de schrijver, om pas tientallen pagina’s verder weer te worden hervat. Sinjavski weet deze associatieve stroom overigens goed in de hand te houden. Elk hoofdstuk vormt een hechte eenheid.
Lijdende ogen
Behalve een thema en een centraal personage heeft elk hoofdstuk ook een eigen toon. In het eerste hoofdstuk overheerst de toon van de geamuseerde buitenstaander. Sinjavski voelt zich, zoals gezegd, terecht gekomen in een absurdistisch toneelstuk. Bovendien wordt hij gefascineerd door de persoon van de ondervragers. Deze zijn hier dan ook de personen om wie het draait. Sinjavski probeert een beeld te krijgen van de mens achter de ondervrager.
Een ondervrager barstte tijdens zijn verhoren regelmatig in tranen uit. Sinjavski meende aanvankelijk dat dit een maatregel ter zelfbescherming was, een manier van de man om zijn menselijke waardigheid niet te verliezen. Maar later ziet hij dat de oorzaak van dat huilen een andere is. ‘Niet hij is wreed, maar wij zijn wreed tegenover hem, wij, de beklaagden en veroordeelden, die onze beschermer kwellen met onze boze intriges, onze koppigheid en ondankbaarheid. Wij, wij zijn beulen in zijn lijdende ogen en hij met zijn reine geweten en zijn gevoel van eigen goedheid voelt zich gekrenkt en beweent onze onbillijkheid…’
Een ander verhaal dat een goed inzicht geeft in de psychologie van vervolgers en vervolgden, is het volgende. Wanneer Sinjavski al is veroordeeld, heeft hij nog een laatste gesprek met de rechter-commissaris. Deze is zeer vriendelijk en raadt hem aan zijn baard af te scheren. De criminelen in de kampen hebben het, aldus zijn argumentatie, niet zo op intellectuelen, en al helemaal niet op politieke gevangenen, op volksvijandige elementen. Hij kan met die baard worden getreiterd, ze kunnen hem zelfs in de fik steken. Sinjavski besluit, uit typische Sovjetdwarsigheid – een KGB-ers zegt het, dus dan doe ik het niet – zijn baard te laten staan. Eenmaal op transport is hij toch niet erg gerust op de eerste confrontatie met zijn toekomstige medegevangenen. Maar al in de trein naar het kamp kan hij er niet onderuit om zich voor te stellen. De reactie van de zware jongens is echter geheel anders dan de rechter-commissaris had voorspeld. Sinjavski, daarvan hebben ze op de radio gehoord, die is beroemd, heeft manuscripten naar het buitenland gesmokkeld, heeft de rechters de waarheid gezegd en geen schuld bekend. Sinjavski is een held! Hij kan geen kwaad doen en als hij als een van de eersten bij zijn kamp wordt afgeleverd roept de hele wagon ten afscheid: ‘Sinjavski, Sinjavski!’
Revolutionaire aristocraat
Veel minder afstandelijk is Sinjavski in de twee volgende hoofdstukken, die geschreven zijn rond twee personen die hem zeer na staan, zijn vrouw en zijn vader. Het hoofdstuk over de vader behoort tot het indrukwekkendste Russische proza dat ik de laatste jaren heb gelezen. Het is een prachtig portret van een man van adellijke afkomst, die al vroeg een revolutionair werd, maar helaas de verkeerde partij aanhing, de Sociaal-revolutionairen, die door de bolsjewieken meedogenloos werden vervolgd. Vaders Sinjavski heeft de zuiveringen overleefd, pas na de oorlog is hij, wegens zijn ‘anti-revolutionaire’ verleden tot een lichte straf veroordeeld. Enkele jaren verbanning naar zijn geboortedorp in de Oekraïne. Wel zijn er tijdens zijn verhoor vreemde dingen met hem gebeurt. Er bestaat het vermoeden dat op de man hersenproeven zijn genomen, die de Russen nog van de Duitsers hadden afgekeken. Midden in een bos in de Oekraïne denkt hij nog dat hij door de KGB wordt afgeluisterd door middel van een klein zendertje dat in zijn hersenen is aangebracht. Zijn verleden heeft zijn carrière natuurlijk niet bevorderd. Het was altijd bittere armoede, maar die deerde hem allerminst. Alleen bourgeois hechten aan aardse goederen. Edellieden en revolutionairen hebben slechts het minimum voor zichzelf nodig.
Bijna burlesk is het hoofdstuk Gevaarlijke Verbintenissen. Een waanzinnige spiritistische seance rond de geest van Stalin, die zich, nog voor zijn dood officieel is bekendgemaakt, al manifesteert aan een mediamieke ballinge in het hoge Noorden. Deze seance gaat over in een verslag van de werkelijke gebeurtenissen na de dood van de grote leider, zoals gezien door de schrijver, die in deze weken alleen rust vindt in de bibliotheek bij de lectuur van een gruwelijke kroniek over een Tsarenmoord in de 16e eeuw. In het laatste hoofdstuk is dan de afstandelijke Sinjavski weer terug die zich verdiept in de psychologie van de verklikker. Zijn briljante jeugdvriend Serjozja, die het aangeven als hobby heeft. Dit deel geeft tevens een beeld van het leven van een illegale schrijver, een leven op een vulkaan. En zo is de cirkel weer rond en kan het boek weer opnieuw beginnen.
Goedenacht is een weerbarstig boek. Het eist van de lezer veel concentratie, even wegzakken is er niet bij, dan gaat draad van het verhaal onherroepelijk verloren. Maar de inspanning loont de moeite, want voor wie even doorzet is het een prachtig boek.
Het vertalen van Goedenacht is nog vele malen moeilijker dan het lezen of bespreken ervan. Sinjavski schrijft een geschakeerde taal, zijn soms duistere gedachtesprongen en het veelvuldig met een half woord refereren aan dingen die slechts een zeer ontwikkelde Rus bekend zijn, maken het tot een krachtproef voor elke vertaler. De vertalers hebben deze proef met glans doorstaan. Zij zijn erin geslaagd Sinjavski niet duisterder te maken dan hij toch al is, en niet minder duister te maken dan hij in werkelijkheid is. Een prestatie die het toekennen van de Aleida Schotprijs voor vertalingen volkomen rechtvaardigt.