Michail Boelgakov: Verzamelde Werken deel II
Vertaald door Marco Fondse, Dick Peet en Tom Eekman
NRC, 20 september 1996
Deel II van Boelgakov verzamelde werken die Van Oorschot nu bezig is uit te geven bevat vijf werken: Diaboliade, De eieren der Rampp-spoed, Hondehart, Het leven van de heer Molière, Zwarte Sneeuw. Hiervan is alleen Diaboliade een première, de andere werken zijn gereviseerde herdrukken. Diaboliade, geen roman maar een lang verhaal, is tevens het zwakste werk van dit deel. Het uit 1924 daterende werk is een van de eerste pogingen van de auteur op het pad van de satire en kennelijk moest hij nog veel leren.
De satire is van dik hout zaagt men planken, de gebeurtenissen volgen elkaar in zo’n tempo op dat het de lezer al gauw duizelt. De stijl is, zacht gezegd, overladen. In De eieren der Rampp-spoed, uit datzelfde jaar, heeft Boelgakov de toon al veel beter getroffen. Dit werk blijft ook bij herlezing recht overeind en hetzelfde geldt voor de overige romans.
De eieren der Rampp-spoed en Hondehart zijn romans uit de jaren twintig, de tijd van Lenin’s Nieuwe Economische Politiek (NEP), toen de planeconomie even op een laag pitje werd gezet en het particulier initiatief een wat grotere vrijheid kreeg. Hoewel beide werken de nodige satire op dit kleurrijke tijdperk bevatten, is dat toch niet het hoofdthema. Zowel in De eieren als in Hondehart gaat het om een geleerde die de effecten van een revolutionaire ontdekking niet kan beheersen, zodat de gevolgen voor hemzelf en zijn omgeving verwoestend zijn.
In deze twee vroege werken richtte Boelgakov zijn pijlen in de eerste plaats op het onvoorwaardelijke geloof in de technische vooruitgang, dat in die jaren in de Sovjetunie heerste, met als kwalijk gevolg dat technieken werden toegepast voordat de consequenties ervan waren getest. Een onderwerp dat actueel blijft.
Het leven van de heer Molière en Zwarte Sneeuw hebben de wereld van het toneel als onderwerp. Deze romans dateren uit de jaren dertig, toen Boelgakov als dramaturg verbonden was aan een Moskous theater, en hij heeft er veel eigen ervaringen in verwerkt. De eerste roman is een vie romancée van de Franse toneelschrijver, maar het is niet ver gezocht om in zinnen als ‘Wie zal mij verklaren waarom een stuk dat in die jaren 1664 en 1667 werd verboden, in 1669 opeens wel gespeeld mocht worden?’ als een referentie aan Boelgakov’s eigen belevenissen in de Moskouse toneelwereld te zien.
Aanwijsbaar autobiografische trekken heeft het onvoltooide Zwarte Sneeuw. Een jonge onbekende schrijver publiceert in een obscuur tijdschrift een roman. Deze wordt wonderbaarlijk genoeg opgemerkt door een vertegenwoordiger van het Onafhankelijk Toneel, het gezelschap van de roemruchte Ivan Vasiljevitsj, in wie zelfs de Nederlandse lezer van nu moeiteloos Stanislavski herkent. De schrijver op zijn armzalige zolderkamer krijgt het vererende aanbod zijn roman tot een toneelstuk om te werken. Dit doet hij en dan beginnen de repetities, onder leiding van Ivan Vasiljevitsj. Zwarte Sneeuw lijdt in het begin enigszins aan dezelfde overladenheid als Diaboliade, maar wordt gaandeweg steeds beter, en het slot met Boelgakov’s beschrijving van de manier waarop de grote meester het toneelstuk van de jonge schrijver repeteert, is ronduit hilarisch. Jammer dat het boek hier zo abrupt afbreekt.