De vuile parade van Aleksandr Zinovjev
De Groene Amsterdammer, 19 april 1978
Gapende hoogten van Alexander Zinovjev, tot nu toe alleen in het Russisch en het Frans verkrijgbaar, maar een Nederlandse vertaling schijnt op komst te zijn, is een boek waarin op elke bladzijde wel een paar zinnen staan die als citaat kunnen dienen of een afgerond aforisme vormen. Dat blijft zo vanaf de eerste regels van het voorwoord: “dit boek is samengesteld uit fragmenten van een manuscript dat toevallig, dat wil zeggen, zonder medeweten van de autoriteiten, op een onlangs in gebruik genomen en korte tijd later weer verlaten vuilnisstortplaats is gevonden. Bij de plechtige opening van de stortplaats waren aanwezig de chef en zijn in alfabetische volgorde geplaatste adjudanten de chef hield een historische rede waarin hij verklaarde dat de eeuwenoude droom van de mensheid spoedig werkelijkheid zou worden, aangezien aan de horizon zich reeds de gapende hoogten van het socialisme aankondigden” tot aan de allerlaatste regels van het boek:
“ik weet het, pijn en schaamte kennen de doden niet.
En naar men zegt kwelt hen niet het geweten.
Maar het voornaamste: een dode hoort nog ziet
Hoe op aarde de mensen elkaar opvreten.”
Zinovjev is een logicus van internationale faam. Verschillende van zijn boeken en artikelen zijn in het Engels en Duits vertaald. Hij was tot voor enige jaren professor in de logica aan de Universiteit Van Moskou. Maar logici moeten voorzichtig zijn in de Sovjetunie, voor ze het weten komen ze in botsing met de wetten der dialectiek. Hoe het ook zij, enige jaren geleden is Zinovjev in ongenade gevallen en ontslagen. Naar verluidt is hij nu sjouwer op een station in Moskou. Een dergelijk lot heeft meer Oost-Europese intellectuelen getroffen.
Klotonië
Gapende hoogten is inderdaad een verzameling fragmenten (een enorme verzameling, de Franse vertaling telt 640 dichtbedrukte bladzijden), in lengte variërend van enkele regels tot enkele bladzijden, sommigen in dichtvorm. Ze behandelen een grote verscheidenheid aan onderwerpen, van dingen uit het dagelijks leven tot sociologische en filosofische verhandelingen, maar alles op een lichtelijk satirische wijze. Hoe serieus en diepgaand Zinovjevs uiteenzettingen ook zijn, er valt altijd wel wat te lachen en dat is niet de geringste kwaliteit van dit boek.
Zinovjev schrijft niet rechtstreeks over de Sovjetunie, maar hij schept, gelijk Swift, een fictieve staat, Ibansk, wat in het Frans nogal slap met Ivanbourg wordt vertaald en wat je in het Nederlands waarschijnlijk het beste met ‘Klotonië’ kan weergeven. Het woord Ibansk is afgeleid van een in het Russisch veelgebruikt vloek- en schuttingwoord. In Ibansk heerst de leer van het Ibanisme (ook wel socisme genoemd), meestal afgekort tot isme: “het socisme heeft zijn foutentheorie en zijn onjuiste praktijk, maar wat nou precies theorie en wat praktijk is, is zowel theoretisch als praktisch onmogelijk vast te stellen.”
De personen in het boek hebben allegorische namen: Schizofreen, Roddelaar, Kletskous, Kladschilder (achter wie de bekende beeldhouwer Neïzvestny schuilgaat). In de Baas Is zonder moeite Stalin te herkennen, in Knor Chroesjtsjov, in Vadertje Gerechtigheid Solzjenitsyn en in Slabbetje de dichter Jevtoesjenko (“de lieveling van de jeugd en de geheime dienst”). Schizofreen, Roddelaar, Kletskous, Kladschilder en nog enkele anderen discussiëren met elkaar over van alles en nog wat, de andere hierboven genoemde personen dienen meer als onderwerp van gesprek. Bijna alle fragmenten waaruit het boek bestaat zijn flarden discussies of gedeelten uit verhandelingen die de verschillende personen geschreven hebben. Ter voorkoming van misverstanden: degenen die een “negatieve” naam hebben, zoals Roddelaar of Kladschilder, zijn de “positieve” figuren, degenen met een “positieve” naam (Literator, Geleerde, Denker) de negatieve.
Reeds uit de titel van het boek blijkt Zinovjev’s onbedwingbare zucht tot het maken van woordspelingen. Er zijn er honderden, van hele geestige tot hele melige. Ook zijn humor kent alle stadia van bijzonder spits tot betrekkelijk melig, maar dat hindert allemaal niets bij zo een overstelpende rijkdom. Ze zijn ook meestal zeer laconiek. Een van de mooiste is wel de volgende: een aantal militaire commandanten bespreekt hoe ze de “strategische” terugtocht en het prijsgeven van vele steden zo tactvol mogelijk aan het volk bekend kunnen maken. Carrièremaker stelt voor het aldus te brengen: “de vijand vlucht in paniek achter ons aan”.
Hymne aan de pantalon
Gapende hoogten is eigenlijk een “consequent onsystematisch en uitputtend onvolledige” discussie over de maatschappij van en het leven in Ibansk-Klotonië, over een totalitaire maatschappij dus. Je kunt het zo gek niet bedenken of er staat wel iets over in, bijvoorbeeld over de dingen van de dag als in de rij staan, het hebben van een druiper of de prachtige “Hymne aan de pantalon”. Vroeger bouwde men het isme op, gekleed in steeds dezelfde wijde hobbezakken, nu plukt men de vruchten hiervan, gekleed in modieuze, strakke pantalons:
in tijden die nu zijn vervlogen
kon onze roemrijke vaderland
op een mannelijke bevolking bogen
in broeken, goedgekeurd van hogerhand.
Kinderen en ouden van dagen,
vader en teenager-zoon
wat zouden zij anders dragen
dan steeds datzelfde model pantalon.
Etc.
De belangrijkste stukken echter gaan over sociologie (hoe werkt de maatschappij van Ibansk), de wetenschap en de universiteit, en over de kunst. In de aan deze onderwerpen gewijde gedeelten komt ook het sterkst het hoofdthema van het boek tot uiting: de werkelijk creatieve, originele en integere mensen trekken altijd aan het kortste eind, hebben de grootste moeite zich staande te houden. Het zijn altijd de middelmatige, zo niet de volstrekte imbecielen die “het maken”, die boven komen drijven. De maatschappij is bang voor echte creativiteit, originaliteit en integriteit en tracht die te onderdrukken. Mensen met deze eigenschappen zijn in de maatschappij zoals die is weerloos en gedoemd reddeloos ten onder te gaan.
Dit is niet iets wat alleen voor Ibansk geldt, maar daar is die tendens wel zeer sterk, sterker dan in sommige andere maatschappijen. Zinovjev zet ook de oorzaak hiervan uiteen, in een traktaat dat door Schizofreen is geschreven. Dit traktaat vormt het belangrijkste part van het eerste deel van het boek. Het handelt over “Sociale wetten”. Men denkt altijd, schrijft Schizofreen, dat de maatschappij zo ingewikkeld in elkaar zit. Dit is niet het geval. Sociale wetten zijn eenvoudig en voor iedereen te begrijpen. Was dit niet het geval dan zou er geen menselijke samenleving kunnen bestaan, want de mensen in een samenleving leven volgens deze wetten. Ingewikkeld is het alleen geworden, doordat er zo ontzettend veel van die wetten zijn. Sociale wetten zijn wetten die spontaan zijn en die in elke samenleving gelden. Het zijn regels die het gedrag van mensen en van groepen mensen ten opzichte van elkaar bepalen. Het zijn wat wij de wetten van de jungle zouden noemen: de drang tot zelfbehoud; het streven je eigen positie te verbeteren ten koste van anderen; zo min mogelijk verantwoordelijkheid en zoveel mogelijk aanzien; zo min mogelijk geven, zoveel mogelijk nemen; likken naar boven, trappen naar onderen.
Antisociale wetten
Deze wetten beheersen weliswaar het leven, maar de mensen schamen zich er toch een beetje voor en hebben daarom “antisociale wetten” uitgedacht om de “sociale wetten” in te perken of tegen te gaan. Anti sociale wetten kunnen van allerlei aard zijn: moraal, godsdienst, openbaarheid, recht, wettelijke oppositie enzovoort. De ontwikkeling van een maatschappij is voornamelijk de ontwikkeling van antisociale wetten en het zal duidelijk zijn dat het systeem van antisociale wetten in Ibansk maar zeer rudimentair is. In een maatschappij waar de sociale wetten maar weinig beperkingen zijn opgelegd zullen ook de leidinggevende posities worden bekleed door het soort mensen dat zich in de gegeven omstandigheden het best kan handhaven. De mensen met de hardste ellebogen, de minste scrupules, de mensen met veel boerenslimheid en weinig echt inzicht, de mensen die hun superieuren weten te likken.
Dat is niet alleen in het maatschappelijke en politieke leven zo, dat is overal zo, met name op de universiteiten en in de kunst. Nemen wij de universiteiten: vroeger was het woord ‘geleerde’, zegt Zinovjev, synoniem met ‘talentvol’ en ‘ontwikkeld’; tegenwoordig is een woordcombinatie als ‘een onbegaafde, of analfabete geleerde”’ de gewoonste zaak van de wereld. Dit komt doordat ook in de wetenschap de sociale wetten onverminderd van kracht zijn. Voor het bedrijven van de wetenschap in de traditionele positieve betekenis, heb je bepaalde eigenschappen nodig: intelligentie, creativiteit, doorzettingsvermogen, integriteit, liefde voor het vak. Mensen die deze eigenschappen bezitten zijn vaak maatschappelijk nogal kwetsbaar of onaangepast. Wie integer is, is meestal niet tegelijkertijd geheel zonder scrupules. Ze worden dus weggewerkt door sociaal meer aangepaste personen. Deze beschikken echter niet over wetenschappelijke kwaliteiten. Door de toevloed van dit soort mensen aan de universiteit ontstaat er naast de echte wetenschap een soort pseudo- of anti wetenschap, die eigenlijk het omgekeerde is van de echte wetenschap. Echte wetenschap maakt duidelijk en begrijpelijk wat onduidelijk en ingewikkeld is. Pseudowetenschap maakt onduidelijk en onbegrijpelijk dat duidelijk en voor de hand liggend is. Echte wetenschap probeert iets te bewijzen met gebruikmaking van zo min mogelijk middelen. Pseudowetenschap probeert alles erbij te halen wat maar mogelijk is.
Leger van chefs
Wat denken de gewone mensen nu van zo’n maatschappij? De overgrote meerderheid van de bevolking prefereert het systeem zoals het is. Want weliswaar verdienen de meeste mensen weinig, daar staat tegenover dat ze daar ook bijzonder weinig voor hoeven doen “zodat de beloning’s coëfficiënt nog tamelijk hoog is.” En zolang men te eten heeft vindt men het wel best. Verder stelt het systeem een groot aantal burgers in staat zijn tijd in volstrekte ledigheid te verdoen. Het leger van chefs heeft zulke onwaarschijnlijke afmetingen aangenomen dat de ijdelheid en de machtswellust van de mensheid volkomen bevredigd wordt. Mensen met uitzonderlijke geestelijke capaciteiten worden vernietigd of in een positie gebracht waarin het ze onmogelijk is belangrijke persoonlijkheden te worden, terwijl het de nulliteiten voor de wind gaat. Maar deze laatsten zijn dan ook oneindig veel groter in aantal.
Het systeem van Ibansk is dan ook zeer stabiel en bijna onschokbaar. “Het begin van de oorlog heeft bewezen dat zelfs het meest den hemelschreiende wanbeleid niet in staat is het systeem te schokken.” Wat de toekomst brengen zal is overigens niet erg duidelijk. “Stel je voor een leger dat parade houdt. Wie loopt er voorop? Juist. Maar nu blijkt dat er binnenkort slag moet worden geleverd met de vijand. Wie loopt er nu voorop? Juist. En als er een of ander vuilkarweitje moet worden opgeknapt, bijvoorbeeld het vernietigen van een burgerbevolking of plunderen, wie loopt er dan voorop? Juist. Die voorop loopt geeft de toon aan. Het ingewikkelde van onze situatie is, dat het deels een parade, deels een veldslag, deels een vuil karweitje is. De tijd zal uitwijzen welke richting zich uitkristalliseert. Waarschijnlijk wordt het een vuile parade.”
De hierboven uiteengezette ideeën lopen als een rode draad door het hele boek. Maar zoals gezegd, het boek bevat nog veel meer. Zeer scherpe en genuanceerde oordelen over “Vadertje Gerechtigheid” (Solzjenitsyn) bijvoorbeeld en over de bijna even omstreden Knor (Chroesjtsjov). Dit laatste voornamelijk naar aanleiding van een grafmonument dat Kladschilder voor hem heeft ontworpen: een zwart blok marmer met daarop een maïskolf (Chroesjtsjov was een groot bevorderaar van de maíscultuur, hoewel het grootste deel van de Sovjet-Unie zich daar in het geheel niet toe leent) en een vuist met de duim tussen wijs- en middelvinger gestoken, en als inscriptie: “de follegende generasies zullen g.v.d. leven onder ‘t folledige isme”. Zoals Kladschilder het stelt: Knor heeft evenveel negatiefs gedaan als zijn voorgangers, maar veel meer positiefs. Hij heeft dat monument dus zeker verdiend.
Meedogenloze waarheid
Ook over de ideologie wordt uiteraard het nodige gezegd: “de wetten waaraan de maatschappij van Ibansk onderworpen is, uitgevonden 100 jaar voor het ontstaan van die maatschappij, beheersen nog steeds zo niet het leven, dan toch de gesprekken erover.”
Iedereen die geïnteresseerd is in sociologie, filosofie, de werking van een bureaucratie, kunst en in de toestand in de Sovjetunie kan er wel iets van zijn gading in vinden. Een kritische maatschappijanalyse op hoog niveau, en nog leuk ook, mijn liefje wat wil je nog meer.
Het enige bezwaar tegen het boek is eigenlijk dat het zo dik is. Hoe briljant geschreven en hoe geestig het vaak ook is, zo omstreeks bladzijde 300 begint de lezer wat vermoeid te raken. Wie het boek dan een tijdje laat liggen (het is toch geen aaneengesloten verhaal) en later weer met frisse moed verder gaat, zal merken dat de tweede helft van het boek niet onderdoet voor de eerste. En de volhouder wordt beloond met een prachtige, troosteloze (Zinovjev wordt naar het einde toe steeds pessimistischer) slotscène.
Kletskous is moegestreden en gaat zich melden bij het Uitvaartbureau om de documenten voor zijn crematie in orde te laten maken. Dit lukt na lang in de rij staan. Vervolgens vervoegt hij zich bij het Crematorium. Hij maakt ondertussen (hij moet ook hier in de rij staan) de balans op. Wat is de zin van het bestaan? De zin van het bestaan is niet zo moeilijk te vinden. Het is de waarheid. De meedogenloze waarheid over jezelf en anderen en over de maatschappij waarin je leeft. En de strijd voor en tegen die waarheid. En hoe verder een maatschappij zich ontwikkeld heeft, hoe hoger de graad van rechtvaardigheid is die getolereerd kan worden. Dan betreedt Kletskous het Crematorium. Boven de deur naar de verbrandingsoven hangt een bord: “bedenk, niets en niemand heeft u hiertoe gedwongen.” Bij de achteruitgang hangt een bord: “bij het verlaten van de oven wordt men verzocht zijn as in een urn met zich mee te nemen”. Tot slot Kletskous’ laatste gedachten in de vorm van een gedicht waarvan de laatste regels hierboven al geciteerd werden. Het is te hopen dat dit boek de schrijver beroemd genoeg zal maken om hem verdere onaangenaamheden van de zijde der autoriteiten te besparen.