Sovjetschrijvers in Amsterdam
Volkskrant, 9 juni 1988
Op een conferentie vorige week in Amsterdam spraken Sovjetschrijvers verkwikkend openhartig over de toestand van de Russische letteren. Raspoetin, die vorige week in de groene werd geportretteerd, was er, en ook Streljany, redacteur van het weer oplevende blad “Novy Mir”. Maar levert al die openhartigheid nu ook boeiende literatuur op? Arthur Langeveld, slavist, is daar nog niet gerust op.
In zijn essay “de kunst van de roman” schrijft Kundera dat de roman onverenigbaar is met de totalitaire wereld, omdat deze laatste gebaseerd is op de enige echte waarheid, terwijl de roman juist de complexiteit, dubbelzinnigheid en relativiteit van alle dingen aan de orde stelt. Weliswaar worden er in totalitaire staten (waarmee Kundera Oost-Europa bedoelt) talrijke romans geschreven, maar “ze ontdekken geen enkel nieuw artikeltje van het bestaan; ze bevestigen slechts wat al gezegd is; meer nog: hun bestaansreden, hun roem, hun nut in de samenleving die de hunne is, bestaat slechts uit de bevestiging van wat er gezegd is”.
Kundera schreef dat enige jaren geleden, voordat de glasnost zijn intrede deed. Een conferentie gewijd aan de hedendaagse Sovjetliteratuur, die vorige week in Amsterdam werd gehouden en waar een aantal bekende Sovjetschrijvers optrad, bood gelegenheid om enig inzicht in de huidige situatie te krijgen.
Glasnost
Op het eerste gezicht was deze conferentie een triomf van de glasnost. Met name Anatoli Streljany, hoofdredacteur van het ooit de roemruchte tijdschrift Novy Mir, sprak zo openhartig, dat menig Nederlandse slavist aanvankelijk dacht dat hij het Russisch niet goed verstond. Maar hij zei het toch echt. De noodzaak van een scheiding van staat en ideologie, de dood van het socialistisch realisme in de kunst, het feit dat de Sovjet-Unie feodale trekken vertoont, de verpletterende middelmatigheid van de schrijversbond – Streljany wond er geen doekjes om en illustreerde zijn betoog met smakelijke voorbeelden.
Beleren
Alles wat je anders ‘s avonds laat bij Moskouse vrienden in de keuken te horen krijgt, dat klonk nu uit de mond van een officieel Sovjetdelegatielid op een officiële conferentie. Voor wie mocht denken dat in de Sovjetunie de volledige persvrijheid is uitgebroken, dient hier aan te worden toegevoegd dat spreker zich onthield van elke kritiek op Gorbatsjov en diens politiek. Er zijn grenzen, maar ze zijn onmiskenbaar een stuk ruimer geworden. Bij deze en andere sprekers werd duidelijk dat het de moderne Sovjetschrijvers er, in tegenstelling tot hun recente voorgangers als Platonov en Boelgakov, allerminst om te doen is uitdrukking te geven aan de complexiteit van het bestaan en de relativiteit der dingen. De Sovjetschrijver wil de natie beleren, hij heeft een boodschap. Wel begint deze boodschap langzamerhand een andere te worden dan men tot nu toe gewend was, maar een boodschap blijft het. De schrijver is het geweten der natie en hij heeft de taak zich in te zetten voor wat de natie raakt. En wat de natie raakt, is in de eerste plaats de toestand in de landbouw, de toestand van het milieu, de corruptie, en het onverwerkte verleden van het stalinisme.
Vergelijk dit met een Nederlandse literatuur die hoofdzakelijk gewijd is aan de problemen rond de inpoldering van de Markerwaard, het uitsterven van de zeehond, de gifbelt bij Alphen en het slappe gedrag van de Nederlandse politie in oorlogstijd, en je hebt een, hoogstens licht karikaturaal beeld van de hedendaagse Russische letterkunde. De Sovjetschrijver is in onze begrippen in de eerste plaats journalist, commentator, documentairemaker, ja zelfs parlementariër en actievoerder. De manier waarop hij zijn onderwerp behandelt is hierbij van secondair belang, als de intentie maar goed is.
Een goed voorbeeld is de recent verschenen roman Kinderen van de Arbat van Anatoli Rybakov, waarin de terreur van de jaren ‘30 op ongekend openhartige wijze aan de orde wordt gesteld. Heel lezend Rusland is diep onder de indruk van het boek. Op mijn opmerking dat ik het een opmerkelijke werk vond, maar dat het toch wel bijzonder houterig, om niet te zeggen slaapverwekkend saai geschreven is, reageerden mijn kennissen verontwaardigd. Daar hadden ze helemaal niet opgelet, daar ging het toch niet om, was ik nu zo’n zwartkijker, et cetera. Terwijl het mensen zijn die Márquez,Faulkner en Kafka kunnen waarderen en over het algemeen het verschil tussen een goed en een slecht boek heel goed zien. Maar de eigen literatuur wordt met andere maatstaven gemeten. De vorm-of-vent-kwestie is in de Sovjetunie in het exclusieve voordeel van de laatste beslist.
Waarom dit zo is, is moeilijk te zeggen. Ook de schrijvers uit de 19e en het begin van deze eeuw geschreven over de problemen van hun tijd, maar wisten daar een vorm voor te vinden die hun werken ook voor latere generaties, voor wie deze problemen niet meer actueel zijn, nog steeds de moeite waard maken. Bij wat ik van de huidige Sovjetliteratuur ken, betwijfel ik of ze over 20 jaar nog steeds kan boeien.
Middelmaat
Een belangrijke oorzaak voor dit verwaarlozen van de vorm lijkt mij dat in de schrijversbond nog altijd de middelmaat overheerst. En de middelmaat kan één ding zeer goed: alles wat boven de middelmaat uitsteekt het leven zuur maken. De afgelopen 20 jaar heeft ze daarvoor alle medewerking van de autoriteiten gekregen. Alle werkelijk talentvolle schrijvers zijn het land uitgetreiterd: Solzjenitsyn, Brodsky, Sinjavski, Vojnovitsj en nog heel wat anderen. Schrijvers die in staat zijn een eigen wereld te scheppen, de geijkte zwart-witpatronen te doorbreken, schrijvers die niet beleren maar de lezer tot nadenken dwingen. Schrijvers dus van wie je elk nieuw boek, ongeacht het onderwerp, wilt lezen, niet als Ruslandkundige, maar als liefhebber van een mooi boek. Het euvel van zelfs de meest integere Sovjetschrijvers van dit ogenblik lijkt mij dat zij wederom bezig zijn alle gevestigde meningen nog eens de herbevestigen, ditmaal echter niet de gevestigde meningen die hun door de autoriteiten worden gedicteerd, maar de gevestigde meningen die je hoort als je een normale weldenkende Rus spreekt. En wederom danken ze hun roem aan het herhalen van wat er, ditmaal onofficieel, wordt gezegd. Vergeleken bij vroeger is het onmiskenbaar een grote vooruitgang, maar met Kundera’s complexiteit van het bestaan en de relativiteit van alle dingen heeft het eigenlijk net zoveel te maken als het vroegere socialistisch realisme.