Het montere pessimisme van Daniil Charms
Daniil Charms: Ik zat op het dak
Vertaald door Margriet Berg, Yolanda Bloemen, Jan Paul Hinrichs en Marja Wiebes
NRC Handelsblad, 27 augustus 1999
1905 was een ongelukkig geboortejaar voor bijna elke Rus en zeker voor een met de ambitie avant-gardekunstenaar te worden. Een lagere schooltijd onder de tsaren, een middelbare schooltijd tijdens de revolutie, burgeroorlog en hongersnood, dan in de jaren twintig een korte periode van een zekere ontspanning waarin je denkt dat alles weer mogelijk is. Maar net als je goed op dreef raakt, is het uit met de pret en wordt er – dat was in 1929 – een einde gemaakt aan alle artistieke experimenten en volgen er 25 jaar terreur en ellende. Ik geloof dat de componist Sjostakovitsj de enige van zijn generatie is die dit alles heeft overleefd en toch zijn artistieke integriteit heeft weten te bewaren. Van de overigen hebben de meesten zich hopeloos geconformeerd en zijn enkelen juist de weg van de totale onaanpassing en dus van compleet isolement ingeslagen. Van deze laatsten is Daniil Charms de opmerkelijkste.
Aan het eind van de jaren twintig was Charms, tezamen met zijn vrienden Vvedenski en Zabolotski, de oprichter van Oberioe, een gezelschap dat een aantal absurdistische dadaïstische avonden organiseerde. Oberioe was geen lang leven beschoren. Charms en Vvedenksi werden begin 1932 gearresteerd, zaten enige maanden gevangen, verbleven een paar maanden in ballingschap in Koersk en mochten aan het einde van dat jaar weer naar hun woonplaats Leningrad (dat door Charms zijn leven lang hardnekkig Sint Petersburg is genoemd) terugkeren. Charms verdiende wat geld met het schrijven van verhalen en gedichten voor kinderen, maar aangezien zijn productie niet groot was, leidde hij een armoedig bestaan. Van zijn werk voor volwassenen is op één gedicht na tijdens zijn leven niets gepubliceerd. In 1941 werd hij nogmaals gearresteerd en waarschijnlijk is hij het jaar daarop tijdens de blokkade in een gevangenisziekenhuis van honger gestorven.
Zijn werken zijn slechts door toeval bewaard gebleven. Toen kort na zijn arrestatie zijn huis gedeeltelijk door een bom werd verwoest, heeft een vriend uit de puinhopen zoveel mogelijk van Charms’ geschriften gered, in een koffertje gestopt en dit twintig jaar lang met zich mee gevoerd. De eerste Russische uitgave van zijn werk voor volwassenen verscheen pas in de jaren zeventig, in het buitenland. In Nederland is er de laatste jaren tamelijk veel van hem vertaald, in kleine bundeltjes, smaakvol uitgegeven bij kleine uitgevers. Zijn werk heeft grote aantrekkingskracht op bibliofielen. Ik zat op het dak is met zijn bijna 600 bladzijden verreweg de grootste en compleetste keuze uit dit werk.
Pessimist
Ik zat op het dak is een merkwaardig boek. Charms’ oeuvre bestaat bijna uitsluitend uit heel korte stukken, zodat elke verzamelbundel het karakter krijgt van een grabbelton. Proza, gedichten, toneelstukjes, brieven of een mengvorm daarvan – als avant-gardist hield Charms ervan de genregrenzen te doorbreken – buitelen over elkaar heen en laten de onvoorbereide lezer enigszins verward achter. Charms is een schrijver die in kleine hoeveelheden genoten moet worden.
Ondanks Charms’ achtergrond van uitbundigheid, dada, absurdisme en taalspel is het grootste deel van zijn werk diep pessimistisch. Behalve Mandelstam heeft niemand de atmosfeer van angst die in de jaren dertig in de Sovjetunie heerste zo tastbaar gemaakt als hij. Angst, uitzichtloosheid, verveling, geweld en seks zijn de constanten in zijn werk. Charms is een van de zeldzame schrijvers die publicatie van hun werk bij voorbaat uitgesloten achtten, met als resultaat dat hij alle remmen los gooit, bewust tegen alle sociale conventies ingaat, alle gêne overboord zet en alle bedenkelijke gedachten die uit het onderbewuste opborrelen, maar die alle ‘nette’ mensen direct weer onderdrukken omdat ze te gênant zijn, ongefilterd aan het papier toevertrouwt. Een van zijn bekendste korte verhalen begint zo: ‘Als ik iemand zie, krijg ik meteen zin om hem op zijn bek te slaan. Het is zo plezierig om iemand op zijn bek te slaan!
Ik zit in mijn kamer niets te doen.
Dan komt er iemand bij me op bezoek; hij klopt op mijn deur.
“Binnen!“ zeg ik. Hij komt binnen en zegt: “Hallo! Wat fijn dat ik u thuis tref!” En ik geef hem een dreun tegen zijn bek, en daarna trap ik hem met mijn laars in zijn buikholte.’
Let op het voor Charms zo kenmerkende cumulatieve karakter van de gewelddaden, het begint met een eenvoudige klap, maar escaleert dan al gauw tot iets onvoorstelbaar. De neiging tot wat tegenwoordig zinloos geweld wordt genoemd heeft iedereen in zich, dat bewijst de recente geschiedenis in Nederland wel, en deze menselijke zwakte is een van de hoofd thema’s van Charms’ proza. Het aantal mensen dat heel of half dood wordt geschopt en geslagen, zomaar, om niet, is niet te tellen. Even onverbloemd zijn de passages over vrouwen. Je kunt soms je ogen niet geloven bij het lezen van Charms’ ontboezemingen: ‘maar de schilder zette het naakt model op de tafel en schoof haar benen uit elkaar. Het meisje bood haast geen weerstand en sloeg alleen haar handen voor haar gezicht.
Amonova en Strachova zeiden dat het meisje eerst naar de badkamer had moeten gaan om zich tussen haar benen te wassen, want de lucht die ze verspreidde, die was gewoon niet te harden.’
Dit is nog maar het begin van een van de meest onfatsoenlijke teksten uit de overigens zo kuise Russische literatuur. En het is lang niet de enige. Charms steekt zijn obsessie voor de fysieke reacties die zich tussen vrouwenbenen afspelen niet onder stoelen of banken, maar hij weet deze zo laconiek en zakelijk onder woorden te brengen dat het nooit infantiel wordt.
Zinloosheid
In een van zijn laatste teksten, ‘Storing’, geschreven in 1940, vinden we een symbiose van seks en geweld. Een man en een vrouw – wel zijden kousen, geen broekje aan – beginnen net met hun bezigheden wanneer er aangebeld wordt door een man in een zwarte jas met zwarte laarzen aan, die het tweetal meeneemt. De wereld van Charms is er een van gedepersonifieerde mensen. Het is opvallend hoevelen van hen in stukjes uit elkaar vallen, springen, spatten, die als ledenpoppen over het toneel jagen om elkaar de verschrikkelijkste dingen aan te doen. Het is een wereld waarin het leven elke zin heeft verloren en zelfs de literatuur niet meer in staat is er nog iets van te maken.
‘Op een keer liep een man naar zijn kantoor en onderweg kwam hij een andere man tegen, die een stokbrood gekocht had en op weg was naar huis. Dat is eigenlijk alles.’
Aldus een ‘verhaal’ met de titel ‘Ontmoeting’. Hier is afgezien van alles: er is geen plot, geen beschrijving van situatie, omgeving of persoon, geen psychologie. Niets dan het zinloze feit van een toevallige ontmoeting, zoals er elke dag miljoenen plaatsvinden en die geen enkele consequentie heeft voor wat dan ook. Zoals hij de lezer zijn diepste aanvechtingen en gedachten zonder enige verfraaiing voorschotelt, zo doet hij dat ook met het leven. Dat is volmaakt zinloos, een reusachtige verzameling nergens toe dienende feiten en Charms ziet geen enkele aanleiding om er in een literair werk meer zin aan te geven.
Charms’ zinloze feiten zijn in het Nederlands op zeer gelukkige wijze vormgegeven. Het boek ziet er prachtig uit en de vertaling – door een zo te zien zeer eendrachtig collectief van vier vertalers – is voortreffelijk. Deze rijke keuze is verplichte literatuur voor iedereen die wil kennismaken met het verbijsterende werk van Ruslands meest excentrieke schrijver.