Efraim Sevela: De helden van het badhuis
Vertaald door Arie van der Ent
NRC-Handelsblad 14-8-1998
Wat in Rusland tegenwoordig de nouveau riches zijn, heette in de Sovjet tijd de nomenklatoera. Een opvallend verschil tussen die twee is de mate van openheid: de nieuwe rijken van vandaag laten het zo breed mogelijk hangen ten aanschouwen van wie het maar wil zien, de oude sovjet-nomenklatoera genoot van het goede der aarde in zo groot mogelijke afzondering, in geheime reservaten en door hoge schuttingen afgeschermd van de ontberingen van het Sovjetleven, en in voortdurende angst verkerend dat het grauw getuige zou zijn van hun luxueuze levenswijze. Over die goede oude gesloten nomenklatoera gaat De helden van het badhuis van de Joods-Russische schrijver Efraim Savela dat nu in een smeuïge vertaling van Arie van der Ent is verschenen. Het boek is reeds in 1980 gepubliceerd, uiteraard niet in de Sovjetunie, maar in Israël, waarheen de schrijver toen geëmigreerd was. Als wij de flaptekst van dit boek mogen geloven is hij inmiddels weer naar zijn geboorteland teruggekeerd en terecht, want voor een schrijver van zijn soort ligt het materiaal voor nieuwe romans daar op straat.
Sauna
De helden van het badhuis heeft zeer klassieke bronnen: het is gebaseerd op de Decamarone en op de schelmenroman. Drie wat oudere hoge ambtenaren, die allemaal indertijd voor de geheime dienst hebben gewerkt voor de ‘versterking van het socialisme’, dus typische vertegenwoordigers van de nomenklatoera, komen voor een soort reünie bijeen in een ‘sanatorium’ in het Russische noorden. Het is winter, er ligt sneeuw en de omgeving is kerstkaartachtig mooi. Op een middag trekken zij zich met de nodige drank terug in de sauna van het complex om elkaar, door niemand gestoord, verhalen te vertellen over hun avonturen in het verleden. Ze spreken af om het niet over de politiek te hebben, maar alleen over hun talrijke amoureuze escapades. Maar in een land als de Sovjetunie is het natuurlijk onmogelijk om zelfs maar een vrouw te beminnen zonder dat de politiek zich erin mengt en zonder dat er op de meest onverwachte momenten morele problemen opdoemen. En zeker niet in de jaren veertig en vijftig, waarin veel van hun verhalen spelen, toen de drie jongemannen waren en seksueel buitengewoon actief. Met de potentie had geen van hen problemen, maar wel met heel andere dingen. Wat doe je bijvoorbeeld anno 1950 als het allerliefste, beeldschone meisje op wie je smoorverliefd bent en die ook op jou smoorverliefd is de dochter blijkt te zijn van iemand die als ‘vijand van het volk’ is gearresteerd en terechtgesteld? Voor een jongeman die uit het juiste nomenklatoera-hout is gesneden is dat natuurlijk geen vraag: een dergelijke relatie moet zo spoedig mogelijk beëindigd worden, voordat hoger geplaatsten erachter komen.
Sovjetmens
Sevela schetst in dit boek voor alles een psychologisch portret van de Sovjetmens voor wie de eigen carrière alles is en voor wie morele dilemma’s eigenlijk niet lijken te bestaan, laat staan dat hij gevoelens van eer of ridderlijkheid zou koesteren. Het mooist wordt dit geïllustreerd in een passage waarin verteld wordt van een Moskous hotel waar veel nomenklatoera logeerde. Omdat er regelmatig prostituees werden gesignaleerd, liet de overijverige directie om dit kwaad de kop in te drukken op een avond het hotel door de politie omsingelen en alle vrouwen die zich op dat moment op de kamers bevonden, zonder aanzien des persoons, oppakken. Uiteraard waren de meeste vrouwen helemaal geen hoeren, maar gewone vrouwen die niet zelden met hun wettige echtgenoten in een kamer verbleven. De reactie van de mannen op dit schandalig optreden van bovenaf is interessant. Geen enkele man durfde het op te nemen voor de vrouw die zo onverwacht uit zijn kamer werd gehaald. Iedereen, ook de verteller, een van de drie helden van het badhuis, deed het in zijn broek bij het zien van de militie en dacht in de eerste plaats aan zijn eigen hachje. Iedereen op één na, een Afrikaanse neger die niet toestond dat zijn dame, een Russische prostituee, met een vinger werd aangeraakt.
Natuurreservaat
Bij alle immoraliteit is De helden van het badhuis in wezen dus een door en door moralistisch boek, maar gelukkig Houdt Sevela maat. De toon blijft licht en de nadruk ligt op de schelmenstreken. De lotgevallen van de drie helden bestrijken historisch en geografisch een groot deel van de naoorlogse Sovjetunie. Er zijn mooie verhalen over onder meer de strijd van de ‘Woudbroeders’, Litouwse partizanen die nog tot in de jaren vijftig in de bossen van hun vaderland een guerrillaoorlog tegen de Russen voeren, of over Midden-Azië waar de verschillende etnische bevolkingsgroepen elkaar toen ook al haatten met een wilde haat. En natuurlijk over de Kaukasus: het mooiste verhaal gaat over een Georgiër die directeur is van een groot natuurreservaat dat hij heeft getransformeerd tot een vrijstaat waar voortvluchtigen uit het gehele land een veilige haven vinden. Hij heeft aldus een privé-legertje opgebouwd dat onvoorwaardelijk loyaal aan hem is en dat het woeste berggebied van het reservaat hermetisch van de buitenwereld heeft afgegrendeld, zodat er ongestoord lucratieve gewassen als snijbloemen, hennep en papaver verbouwd kunnen worden.
Zedenschets
Het portret dat de verhalenvertellers geleidelijk van zichzelf geven wordt steeds misselijkmakender en ranziger, zodat de originele wijze waarop de schrijver op de laatste bladzijden boontje om zijn loontje laat komen door de lezer met een grom van tevredenheid wordt begroet.
Diepe gedachten, originele beelden en plastische formuleringen moet men van Sevela niet verwachten, zijn boek blijft aan de oppervlakte, maar het is een oppervlakte die boekdelen spreekt en die hij buitengewoon trefzeker weet neer te zetten. De helden van het badhuis is een briljante zedenschets van een verdwenen sociale klasse. Jammer dat het boek niet reeds vijftien jaar geleden is vertaald, toen zou het een stuk opzienbarender zijn geweest dan nu. In 1998 komt het toch een beetje als mosterd na de maaltijd.