Essays van Charles B. Timmer
Charles B. Timmer: Russische werkelijkheden
NRC Handelsblad, 24 mei 1991
Een essaybundel van Charles B. Timmer bevat altijd stukken over de volgende onderwerpen: de Russische literatuur, de Sovjetunie, vertalen en vertalingen. Deze vaste bestanddelen worden eventueel nog aangevuld met autobiografische fragmenten. Timmers laatste, postuum verschenen bundel vormt hierop geen uitzondering, zij het dat de eigen herinneringen ditmaal ontbreken. Helaas, want zij waren voor mij altijd het hoogtepunt van zijn boeken. Ervoor in de plaats krijgen we nu een dialoog over het wezen van de autobiografie, die merkwaardig genoeg nogal lijkt op de dialogen die een van Timmers bêtes noires, Karel van het Reve, in de jaren zeventig wel heeft geschreven, met dit verschil dat Van het Reve vele malen geestiger is dan Timmer. Dit soort toneelstukjes is duidelijk niet zijn genre.
Op zijn best is Timmer als chroniqueur van de Russische literatuur. Hij moet wel vierentwintig uur per dag in de boeken hebben gezeten. Niet alleen kende hij alles wat in druk verscheen, ook van de in het Westen moeilijk te verkrijgen onofficiële, dus ongedrukte literatuur, had hij een grote kennis. In Russische werkelijkheden staat een artikel over ‘Zwarte humor in de Sovjetpoëzie’ dat gewijd is aan een vorm van mondelinge volkspoëzie die in Rusland nog steeds leeft, de zogenaamde ‘tsjastoesjka’, een soort vierregelige epigrammen met een over het algemeen zeer scabreuze of ‘zwarte’ inhoud. Een soort crue moppen op rijm. De hier besproken rijmpjes zijn de vrucht van een omstandigheid waar ik nooit bij stil had gestaan, maar die bij enig nadenken vanzelfsprekend is. Na 1945 lag half Europees Rusland vol met onontplofte bommen, mijnen en ander achtergelaten wapentuig. Middelen om ze deskundig op te ruimen waren er meestal niet. Dit betekende dat het werk op het land in veel gebieden levensgevaarlijk was. Tienduizenden kolchozboeren moeten nog tot lang na de oorlog het leven hebben verloren of ernstig zijn verminkt bij incidenten met dit soort projectielen.
Daar kronkelt een draad – ‘Het lijkt wel een slang.’
Dacht Grisja en trok eraan met zijn hand.
Papa buigt zich over de prak en de kliek
‘Waar is nou zijn pakkie van vierhonderd piek?’
Op die manier gaat het ongeveer. Opvallend is dat in de gedichtjes de slachtoffers meestal oude mensen en kleine kinderen waren, wat niet overeenkomstig de werkelijkheid was, want juist de arbeiders op de velden werden het zwaarst getroffen. Hieruit blijkt weer eens dat het leven te saai is om zonder meer als materiaal voor literatuur te dienen. Literair gaat er niets boven een kind als slachtoffer.
Er is niet alleen zwarte humor in volkspoëzie. Mooi voor de kenners van de klassieke Russische poëzie is het volgende fragment uit een zeer serieus bedoeld gedicht uit 1946, dus uit de tijd van Stalin:
De Moeder-volksheldin komt zoonlief tegen,
haar borst besterd – dat zie je al van ver.
De held-zoon straalt met zijn Berlijnse zegen –
en zo spreekt op ’t station weer ster met ster.
De laatste regel van dit schoons is – op de toevoeging ‘op het station’ na die een vrijheid van de vertaler (Timmer zelf) is – een citaat. Het is een beroemde regel uit het gedicht van Lermontov dat elke Rus op school uit zijn hoofd heeft moeten leren. De dichter gaat ‘s nachts naar buiten, loopt de weg op, kijkt naar het uitspansel waar… etc. Het is een mooi, romantisch, natuur-filosofisch gedicht. De combinatie, nu, van deze twee elementen – de besterde moeder en zoon, en de regel van Lermontov – kon in 1946 misschien nog als echt, ontroerend worden ervaren, maar is in 1991, in het licht van wat wij over die gruwelijke tijd weten, alleen maar een vorm van zwarte humor.
Een ander boeiend stuk in de afdeling Russische literatuur is ‘De dood van Babel’. Isaak Babel is in mei 1939 gearresteerd en sindsdien heeft niemand meer iets van hem vernomen. Pas heel onlangs zijn er stukken vrijgegeven waaruit blijkt dat hij op 27 januari 1940 is geëxecuteerd. Zijn vrouw en familie wisten dit niet, het was toen niet gebruikelijk dat familieleden over doodvonnissen werden ingelicht. Babels vrouw is veertien jaar van het kastje naar de muur gestuurd. Nog in 1952 bereikten haar geruchten dat Babel in een kamp was gesignaleerd. En in 1954 kreeg zij na lang aandringen te horen dat haar man in 1941 aan een hartaanval was overleden. 1941 geldt sindsdien als Babels jaar van overlijden. De drang van Sovjetautoriteiten om leugens te vertellen kent nu eenmaal geen grenzen. Even treurig als het de mens Babel is vergaan, is het afgelopen met het werk dat hij in manuscript gereed had liggen. Het schijnt dat bij zijn arrestatie een complete bundel verhalen plus een korte roman zijn geconfisqueerd en spoorloos verdwenen.
Voetwassing
Aan de Sovjetunie als verschijnsel zijn drie essays gewijd. ‘Rehabilitatie en deshabilitatie’ is ondanks de moeizame titel – het verzinnen van pakkende titels is niet Timmers sterkste kant – een goed en onthutsend stuk over het merkwaardige en zeer Sovjetachtige verschijnsel van de rehabilitatie. Nog onlangs haalde de officiële rehabilitatie van Boecharin de wereldpers. Het slachtoffer is dood, jammer, niets aan te doen, maar er is nu een officiële mededeling dat het allemaal een fout was, een misverstand. Het is of de Duitsers de oorlog hebben gewonnen en de erfgenamen van het Derde Rijk na vijftig jaar officieel bekendmaken dat de uitroeiing van de joden een betreurenswaardige fout uit het verleden was, een uitwas van het oprechte enthousiasme uit de jaren dertig en veertig, en dat de romans en symfonieën van joodse schrijvers en componisten nu weer – mondjesmaat, want overdaad schaadt – uitgegeven en gespeeld mogen worden. En dat joden weer worden erkend als mensen, hoewel ze natuurlijk niet de gelijke van de Germanen kunnen zijn. ‘In de plechtige voetwassing die “rehabilitatie” heet, zijn de slachtoffers gezuiverd van de op hen rustende belastering en de moordenaars gezuiverd van de op hen drukkende vergissing. Beiden zitten weer knus bij elkaar – er is niets gebeurd, alles is immers ongedaan gemaakt – men is gezamenlijk thuisgekomen om in de Heimat het socialisme op te bouwen.’
Prachtig is ook in ditzelfde stuk het verhaal over kameraad Trofimov. Kameraad Trofimov werd in 1939 uit de partij en de vakbond gestoten, gearresteerd en naar Siberië gestuurd, waar hij is omgekomen. In 1956 is hij postuum gerehabiliteerd en hersteld als lid van de partij en vakbond. Waarna zijn nabestaanden twee rekeningen in de bus kregen: 17 jaar achterstallige contributie van zowel partij als vakbond, tezamen 3.400 roebel. Betaling binnen drie weken.
De andere twee ‘Sovjetstukken’, ‘Geef ons heden…’ en ‘Russische werkelijkheden’ behandelen de Sovjeteconomie. Het eerste is gewijd aan de ‘goedkoop brood politiek’, een van de pijlers waarop de Sovjet economie rustte. Het tweede aan de verhouding tussen de officiële en de onofficiële economie.
De prijzen voor een aantal elementaire levensbehoeften – naast brood ook aardappelen en openbaar vervoer – zijn door de staat altijd bewust zeer laag gehouden. Deze producten werden dus zwaar gesubsidieerd. Dit was geen ramp want de gemiddelde werknemer werd (en wordt) buitensporig slecht betaald. De subsidie was als het ware al op zijn loon ingehouden. Maar hoe gaat dat. De mens is egoïstisch en geneigd om zijn arbeidsprestatie te richten naar de beloning. Wie zeer slecht wordt betaald, zal ook zeer slecht werken. Dat is een ijzeren wet. Met het gevolg dat de productiviteit daalt, wat in de Sovjetunie ook op massale schaal is gebeurd, met als gevolg dat de arbeiders geen ‘meerwaarde’ meer leveren waaruit die subsidies kunnen worden bekostigd. Timmer voorspelt dat Gorbatsjov de keuze heeft tussen twee dingen: de prijzen verhogen bij gelijkblijvende lonen of teruggaan naar de oude knoet om de mensen weer aan het werk te krijgen. Ik weet niet wanneer Timmer dit artikel heeft geschreven, maar in mei 1991 is het zonneklaar dat voor de eerste variant is gekozen: de prijzen voor letterlijk alles zijn minstens vier, vaak ook tien keer zo hoog geworden, terwijl de lonen gelijk zijn gebleven. De gemiddelde Rus kan tegenwoordig voor een maandsalaris ongeveer honderd liter melk of tien kilo brood kopen, of anderhalve onderbroek.
Het titelessay ‘Russische werkelijkheden’ geeft een leesbaar, hoewel niet erg opzienbarend, overzicht van de ingewikkelde relatie tussen staats- en zwarte economie. De slechte kwaliteit van alle Sovjetproducten biedt de handige jongens van het zwarte circuit ongekende mogelijkheden om goud te verdienen. De radeloze consument, in het bezit van een duurbetaald apparaat dat niet werkt, heeft veel geld over voor snelle, vakkundige reparatie en de handige jongens maken daar schaamteloos misbruik van.
Brodsky
Een bundel van Timmer is niet compleet zonder enkele artikelen over vertalen. Ook in deze zijn twee van dergelijke stukken opgenomen. Een over Brodsky als vertaler van eigen werk en een over een aantal vertalingen van het hierboven al genoemde gedicht van Lermontov. Die vertaalessays worden vaak enigszins ontsierd. Ten eerste bijt Timmer zich altijd vast in een zinsnede die volgens hem door anderen niet, en door hemzelf wel juist is vertaald, zonder dat hij een onbevooroordeelde indruk geeft van de vertaling als geheel. Vooral bij poëzievertalingen op rijm, waar Timmer het liefst over schrijft, kan men bij elke vertaler, Timmer zelf niet uitgezonderd, hele reeksen aanvechtbare interpretaties en vertalingen vinden. Ten tweede kan Timmer het zelfs op zijn oude dag niet laten om iedereen die zich op zijn terrein, in dit geval het vertalen van gedichten van Brodsky, begeeft er flink van langs te geven. Het zij hem vergeven. Russische werkelijkheden is weer helemaal Timmer: soms wat schoolmeesterachtig, soms wat irritant en gelijkhebberig, soms wat moeizaam geformuleerd, maar altijd erudiet, gevarieerd en nooit vervelend.